Hoe verhoudt de secularisatie zich tot de nieuwe spiritualiteit, wat zijn de kenmerken ervan? Onderstaand artikel is een schriftelijke weergave van een referaat dat ik in 2014 gaf als onderdeel van een college aan de VU.
1 – Inleiding.
“Voor zover traditionele godsdiensten in het Westen op hun retour zijn, lijkt hun plaats niet te worden ingenomen door de wetenschap, met zijn heldere weidsere kijk op de kosmos, maar eerder door de wereld van het paranormale en de sterrenwichelarij… Hoe is het mogelijk dat mensen zich door dit nietszeggende gewauwel (de astrologie) voelen aangesproken vooral als je kijkt naar de echte kosmos zoals de astronomie die onthult?"
Richard Dawkins in 'Een regenboog ontrafelen'
Religie lijkt steeds meer plaats te maken voor
spiritualiteit. Kerken hebben al decennialang te maken met leegloop maar, zoals
uit de klacht van Dawkins blijkt, heeft het de wetenschap het stokje niet van
de geïnstitutionaliseerde religies overgenomen. Ik ga verder niet in op de
vraag waaróm de wetenschap niet als zingevingssysteem in de plaats van religie
gekomen is. Wel probeer ik aan te tonen dat de secularisering en dan met name
de individualisering geleid heeft tot wat wel wordt genoemd een supernova aan
nieuwe spirituele stromingen en bewegingen. Een kijkje in de boekhandel heeft
in de afgelopen jaren deze verschuiving laten zien in het landschap van religie
en spiritualiteit. De sectie theologie heeft plaats gemaakt voor, of is een
onderdeel(tje) geworden van, de afdeling New Age, esoterie en spiritualiteit.
Spiritualiteit is in.
2 – De regenboog van de nieuwe spiritualiteit.
Maar wat is spiritualiteit? Volgens Joke van Saane worden
spiritualiteit en religiositeit vaak tegen elkaar uitgespeeld. Het laatste
begrip is dan gekoppeld aan religieuze instituties en de eerste is meer
persoonlijk, individueel van aard. Spiritualiteit laat zich samenvatten in
termen van verbinden en innerlijke groei. Het is een innerlijke reis die moet
leiden tot een nieuwe bewustzijnstoestand, waarbij de reis net zo belangrijk is
als het doel. Hans Feddema zegt bijvoorbeeld: “Zoals je het hele leven wel kunt
duiden als een queeste, zie ik postmoderne spiritualiteit enerzijds als een weg
of als een zoektocht van de mens naar ontwaking, innerlijke groei en het vinden
van zijn bestemming, waarbij de weg belangrijker is dan het doel. Het is tevens
een relatie waarbij in beide de beleving van het transpersoonlijke en ook de
toepassing daarvan centraal staan.” Een ander kenmerk is het ontbreken van een
transcendent object buiten de persoon zelf. Verder is de moderne spiritualiteit
multireligieus, maar trekt zich weinig aan religieuze autoriteiten. (Zo citeert
Maarten Meester Mike George van de Brahma Kumaris Spirituele Academie die zegt
dat “religie ertoe neigt strikte aanhankelijkheid aan te moedigen aan een
verzameling te boek getelde en geïnstitutionaliseerde vormen van geloof”
terwijl spiritualiteit de weg wijst en mensen aanmoedigt niet te geloven als
iemand zegt dat het sneeuwt, maar zelf naar buiten te gaan en de sneeuw te zien
en te voelen.) Huub Oosterhuis zegt: “De kerken als bolwerken van georganiseerde
religie zijn doorgaans autoritair en ongenuanceerd en laten weinig ruimte aan
individuele beleving en de verwoording daarvan. Gestaag groeiende welvaart
verschaft vele van huis uit gelovigen de mogelijkheid om zichzelf spiritueel
aan te kleden en in te richten, geheel naar eigen smaak. De zin zoekende mens
kan zo zelf zijn of haar pakket samenstellen, iets wat volgens Van Saane goed
past in de hedendaagse belevingscultuur. In het boek “Wat is wijs” hanteert Van
Saane de volgende definitie van spiritualiteit: “…een zich voortdurend
ontwikkelende levensoriëntatie, die voortkomt uit de verwerking en
interpretatie van (levens)ervaringen die vormend zijn voor iemands morele en
zinperspectief. Men geeft vorm aan deze oriëntatie in zowel het denken, de
ervaring als in het handelen.” In zijn inleiding van het symposium “Spirituele
methoden in de geestelijke zorg” (Nijmegen, 20-06-2014) haalt Hans Schilderman,
hoogleraar “religie en zorg”, de definitie aan van Philip Sheldrake.
Spiritualiteit is: “de ultieme waarheden en betekenissen volgens welke mensen
trachten te leven welke gebaseerd zijn op een visie die de volledige
ontwikkeling van de menselijke geest beoogt.” Spiritualiteit kan dan worden
gezien als een motief in een levensplan. Er is sprake van een “spiritual turn”,
welke wordt gekenmerkt door:
- een
overgang van religie naar spiritualiteit
- geen
orthodoxie maar heterodoxie
- dialogische
posities
- een
overgang van publiek naar privaat
- een
nadruk op beleving in plaats van ervaring.
Waar religie staat voor een duurzame ervaring ingebed in
sociale en kerkelijke verbanden en instituties, wordt spiritualiteit gezien als
event-achtig en individueel van aard. Op het zelfde symposium sprak Peter
Nissen over spiritualiteit als een containerbegrip. Door de uiteenlopende
context is de inhoud ervan vaak onduidelijk. Velen zien zich niet meer als
religieus, maar vinden zich wel spiritueel. In zijn betoog onderscheidde hij
ook twee definities: een Franse (spiritualité) en een Amerikaanse (spirituality).
De eerste is stevig ingebed in de christelijke traditie en betekent vroomheid,
innerlijk leven, geestelijk leven en zelfs mystiek en ascese. Het begrip was
aanvankelijk vooral gangbaar binnen het katholieke discours, maar werd ook
later door protestanten opgepakt, waar het staat voor het verinnerlijkte
christelijke geloof. De tweede, Amerikaanse, definitie plaatst spiritualiteit
uitdrukkelijk tegenover religie. Men spreekt wel van een tijd van spiritueel
ontwaken en een oosterse renaissance welke haaks staat op traditionele,
geïnstitutionaliseerde vormen van geestelijk leven. Hier wordt spiritualiteit
gezien als een alternatief voor religie. Wade Clark Roof ziet het als een
religie van babyboomers en spreekt van een “a generation of seekers” en “a spiritual
marketplace” waar mensen zelf kunnen reli-shoppen. Het ondogmatische karakter
van spiritualiteit maakt het flexibel genoeg om dingen weg te laten of toe te
voegen zonder dat het daarmee ophoudt te bestaan, terwijl een religie als het
christendom geen christendom meer is als je de persoon van Jezus eruit haalt.
Spiritualiteit komt in vele gedaanten voor. Ik zal hieronder
twee indelingen weergeven, allereerst die van Maarten Meester zoals hij die
hanteert in zijn boek “Nieuwe spiritualiteit” en daarnaast de indeling van
Stark en Bainbridge. Meester hanteert de volgende indeling:
I – Mainstream nieuwe spiritualiteit
Deze sluit naadloos aan bij de huidige cultuur. Het is de ultieme feel-good-spiritualiteit van de rijken. Het beste voorbeeld daarvan is het tijdschrift Happinez. Onder dit kopje vallen The Secret, van Rhonda Byrne, maar ook zaken als acupunctuur en Feng Shui.
II – Geëngageerde spiritualiteit
Deze spiritualiteit vraagt wat meer inzet en offers. Zijn is
altijd inter-zijn en het individu is zich bewust van zijn verbondenheid al het
andere wat bestaat. Daarom is het ook belangrijk zich bewust te zijn van de
eigen handelingen en de gevolgen daarvan. Meester noemt als voorbeeld van deze
spiritualiteit Thich Nhat Hanh en Brahma Kumaris.
III – Christelijke nieuwe spiritualiteit
Hierin spelen elementen uit het christendom een rol, maar
zonder binding met een kerk. De straffende God is uit beeld verdwenen, maar de
liefdevolle Christus wordt omarmd. Voorbeelden van deze stroming zijn “A Course
in Miracles” en het gedachtegoed van Eckhart Tolle.
IV – Neopaganisme
Dit grijpt terug op heidense, voorchristelijke tradities.
Hieronder vallen neosjamanisme, druïderij, Wicca en Asatru (Noors of Germaans
heidendom).
V – Levenskunst
Hierin wordt teruggegrepen op de filosofische traditie van
zelfzorg, van de klassieke filosofen als Socrates en Aristoteles tot Nietzsche
en Foucault. Als vertegenwoordigers hiervan behandelt Meester auteurs als
Wilhelm Schmid en Joep Dohmen.
Een iets andere (wat oudere) indeling is die van Stark en
Bainbridge:
I – Spiritualiteit geïnspireerd door de traditionele
religies als christendom en hindoeïsme
II – Spiritualiteit geworteld in de esoterie
Voorbeelden hiervan zijn Wicca en zaken als pendelen, vormen
van buitenzintuiglijke waarnemingen en zaken als “bijna-doodervaringen” (Pim
van Lommel), maar ook contact met engelen en natuurwezens als elfen.
III – de
Human Potential Movement.
Dit is de spiritualiteit zoals die wordt verwoord door “The
Secret” en aanverwante stromingen met de nadruk op positief denken. Er is hier
en daar wel sprake van overlappingen zoals in “A Course in Miracles”, waar ook
de nadruk ligt op het juiste denken.
3 – De secularisatiethese van Taylor en de nieuwe
spiritualiteit
“De secularisatiethese van Charles Taylor moet met een korrel zout genomen worden. Het is niet zo dat die hele irrationele onderstroom is verdwenen. Ga maar eens naar een paranormale beurs hier in de RAI. Veel irrationeler dan dat krijg je het niet.”
(Dr. Mirjam G.K. van Veen tijdens het college “Reformatiegeschiedenis”, februari 2014)
In zijn inleiding van “A Secular Age” onderscheidt Charles Taylor drie vormen van seculariteit:
I – Het verdwijnen van God of religie uit de publieke sfeer
waarbij alle verwijzingen naar een ultieme werkelijkheid ontbreken. Dit hoeft
niet te betekenen dat er geen religiositeit zou zijn. Taylor noemt de Verenigde
Staten als hét voorbeeld van een land dat als een van de eerste de scheiding
van kerk en staat invoerde, maar nog steeds zeer hoog scoort waar het gaat om
religieus geloof en de daarbij horende praktijk.
II – Afval van religieus geloof (in God) en
geloofspraktijken als kerkgang. Volgens Taylor vallen veel Europese landen
onder deze noemer, zelfs als er nog sporen van verwijzingen naar God in de
publieke sfeer zijn blijven hangen.
III – De verschuiving van een samenleving waarin geloof in God vanzelfsprekend was (“axiomatic”) en onbetwist naar een waar geloof in God gereduceerd is tot een keuze, één optie uit vele alternatieven om te kiezen. En, volgens Taylor, beslist niet de eenvoudigste. Deze these werkt hij verder uit in “A Secular Age”.
Taylor schetst een ontwikkeling van “seculariteit III” in drie fasen:
III-1 – Het ontstaan van een exclusief humanistisch
alternatief voor het christelijk geloof
III-2 – Verdere diversificatie in een veelheid aan nieuwe
perspectieven en een zich uitbreidende variëteit in morele en spirituele
opties. Taylor spreekt hier van een “nova-effect”.
III-3 – Een uitbreiding van deze “gefragmenteerde cultuur
van de nova” van een kleine elite naar de samenleving in zijn geheel.
Dit leidde in de tweede helft van de twintigste eeuw het ontstaan van een “generalised culture of ‘authenticicity’, or expressive individualism, in which people are encouraged to find their own way, discover their own fulfillment, ‘do their own thing.’”. Taylor ziet zelfs een intensivering ervan: “We are now living in a spiritual super-nova, a kind of galloping pluralism on the spiritual plane.” Het leven in een onttoverde wereld heeft ook geleid tot een onvrede. Taylor heeft het hier over een “malaise” waarbij het nieuwe materialistische wereldbeeld als plat en leeg wordt gezien en men op zoek is gegaan naar iets wat de zingeving gekoppeld aan de verdwenen transcendentie moet compenseren. In plaats van echter te kiezen tussen de twee uitersten van het atheïstisch materialisme en doortimmerde orthodoxie kozen steeds meer mensen voor wat Taylor de “derde weg” noemt. De orthodoxie wordt niet als een optie gezien omdat deze met conformisme (tegenover persoonlijk welzijn) autoritarisme en zaken als schuld eeuwige straf wordt vereenzelvigd. Tot groot verdriet van Richard Dawkins (zie citaat) is het atheïstisch materialisme voor de massa’s ook geen voor de hand liggend alternatief gebleken.
4 – De “subjective turn”, individualisering en de nieuwe
spiritualiteit
Een andere belangrijke ontwikkeling die heeft bijgedragen aan het ontstaan van de wildgroei aan hedendaagse vormen van spiritualiteit is wat wel de “subjective turn” of de wending naar binnen wordt genoemd. Deze begint volgens Taylor al bij de kerkvader Augustinus die zijn lezers aanmoedigde naar binnen te kijken. In het innerlijk zit de ziel, het ís de ziel. Paradoxaal genoeg heeft daarmee het christendom zelf de aanzet gegeven tot de secularisatie en de opkomst van de hedendaagse spiritualiteit. Wie tot God wil komen, neemt de innerlijke weg. Daarmee is God niet slechts een transcendent object buiten de mens, de basis voor de orde der dingen, maar ook het innerlijk licht. Taylor: “Augustine makes us take the step to inwardness, because this is a step to God.”
Ook Heelas en Woodhead werken dit verder uit. Deze “subjective turn” is “a turn away from life lived in external or ‘objective’ roles, duties and obligations , and a turn towards live lived by reference to one’s own subjective experiences.” Daarmee staat dit subjectieve leven tegenover het leven dat wordt gereguleerd door externe verwachtingen: een leven als de plichtgetrouwe echtgenote, vader, leider, enzovoort. Een zinvol leven is een leven dat het individu ondergeschikt maakt aan plicht en gehoorzaamheid. Het deel zijn van het grotere verband, van de gemeenschap, staat of kerk, is wat er toedoet. De subjectiviteit is daarin gelegen dat deze kijkt naar innerlijke processen als gemoedstoestanden, ervaringen, dromen, intuïtie, en geweten en deze als bronnen van zingeving te zien. Belangrijk is daarbij de zorg voor het zelf, het worden wie je werkelijk bent. Deze subjectiviteit is ook wat spiritualiteit onderscheidt van religie die vooral toewijding vereist aan zaken die zich buiten ons bevinden zoals dogma’s (het geloof in de drie-eenheid), rituelen en heilige geschriften. De subjectieve wending is een wending naar het autonome zelf, weg van wat een ander je opdraagt wie je moet zijn. Door deze wending heeft de autonome mens veel meer zichzelf moeten bepalen. Daarmee kwam de vraag naar het individu meer centraal. Zonder nu naar de externe bepalingen te kijken is nu de vraag: wat voel ik, wat denk ik, wat vind ik? En van daaruit kan het individu verder werken aan de eigen ontwikkeling, iets van haar leven maken. Daar ligt volgens mij ook de correlatie met het individualiseringsproces. Volgens Feddema is individualisering “een proces, waarbij het individu meer centraal komt te staan, daarbij niet alleen vrijer wordt, maar ook zijn individualiteit beseft.” Dit proces is al gaande vanaf de late Middeleeuwen en kenmerkt zich van een afwenden van een gerichtheid op het hiernamaals of een transcendente wereld buiten de individu naar een wereld waarin plaats is voor het individu áls individu. Feddema koppelt het individualiseringsproces aan vrijheid en autonomie: “Om echt vrij te zijn, moet je in contact komen met je zelf, je gevoelens (meer dan je denken bepaalt wat je voelt, wat je doet), je diepere wezen, je intenties om van daaruit tot zelfrealisatie te komen.” En verder: “Individualisering houdt dus in dat je … jezelf als autonoom individu aanvaardt, dat je ziet wie je bent, waarvoor je staat…” Feddema beoordeelt de individualisering positief, als de weg die leidt tot wat hij noemt het “Nieuwe Bewustzijn” (met hoofdletters). Geestelijk gezag ligt niet buiten de mens, maar in de innerlijke leiding: “Werd je vroeger wel eens te veel tot object gemaakt, de mens van vandaag begint mede door het proces van individualisering in te zien, dat het er juist om gaat dat hij subject wordt.”
5 – Conclusie: Nieuwe spiritualiteit. Voor ieder wat wils,
no strings attached?
These Eight words the Rede fulfill: “An Ye Harm None, Do What Ye Will”
(The Wiccan Rede)
In haar nawoord van het door haar vertaalde “De Profeet” van Kahlil Gibran vergelijkt Desanne van Brederode de inhoud ervan met de ideeën van Amerikaanse transcendentalisten als Thoreau en Emerson en noemt het “een tot niets verplichtende godsdienstigheid, gebaseerd op persoonlijk gevoel.” met “vage opdrachten , met een ruime marge voor de eigen vrijheidsdrang.” Deze kritiek is niet nieuw. Veel bronnen hebben het over de nieuwe spiritualiteit als pretentieloos navelstaren. Deze spiritualiteit zou geen echte basis zijn voor ethiek en weinig of niet aanzetten tot sociale actie. Anderen beoordelen de nieuwe spiritualiteit positiever zoals Maarten Meester. De antwoorden en vorm ervan “passen beter bij deze tijd, zijn toleranter, vriendelijker voor vrouwen en homoseksuelen, andersdenkenden. Anderen veroordelen past niet bij neospirituelen.” Maar ook Joke van Saane zegt: “Spiritualiteit past uitstekend bij de hedendaase belevingscultuur. Deze stand van zaken impliceert een geweldige keuzevrijheid en een scala aan mogelijkheden onder het motto ‘laat duizend bloemen bloeien’. Het impliceert echter geen normloosheid, aangezien persoonlijke betrokkenheid en authenticiteit interne criteria zijn waarnaar spiritualiteit beoordeeld kan worden.”
De slotregel uit de “Wiccan Rede” toont aan dat de moderne spiritualiteit (in dit geval Wicca) niet normloos is, maar een grote mate van vrijheid kent en ruimte voor zelfontplooiing die beperkt wordt door het principe “doe elkaar geen schade aan.” Binnen de moderne spiritualiteit kent ook een gevoel van sterke verbondenheid met de rest van de mensheid (door geloof in karma), de kosmos en de natuur. In het laatste geval heeft dit geleid tot een bewustwording op het gebied van natuur- en milieubehoud en de manier waarop wij met dieren omgaan. Daarmee is wat mij betreft wel ontzenuwd dat het in de moderne spiritualiteit vooral en alléén maar gaat om “je lekker voelen”. Peter Nissen toonde in zijn betoog voor het symposium “Spirituele methoden in de geestelijke zorg” (Nijmegen, 20-06-2014) echter ook aan dat door de privatisering van spiritualiteit er sprake is van een zekere onkritische houding. Men vindt elkaar in de beleving, maar er wordt niet doorgevraagd naar wát er wordt beleefd, hoe dit geduid wordt en wat de referentiepunten zijn. Waarschijnlijk om de lieve vrede te bewaren. De hoge mate van abstractie geeft een veilig gevoel, maar, is dit terecht? Een andere kritiek is dat de neospirituelen zich geestelijk verheven zouden voelen tegenover bijvoorbeeld kerkgangers die dan neerbuigend als aanhangers van een achterhaald volksgeloof worden beschouwd. Nissen benadrukt het belang van waarden. Waarden hebben iets maximaals, zijn iets waarnaar mensen moeten streven, en de spiritualiteit moet in dienst staan van deze waardenoriëntaties. Nissen citeert Paul Tillich die spreekt van een “ultimate concern”, richting gevers die als bergtoppen boven een landschap uitsteken. Tussen de minimalen (het uitgangspunt) en de maximalen fungeren de deugden als middelaars. Waar spiritualiteit los gezien wordt van enige traditie kan er sprake zijn van ernstige ontsporingen. Er bestaat zoiets als ongezonde spiritualiteit. Tegelijk kan een al te rigide vasthouden van dogma’s, methodes en structuren “de Geest uitdoven” die immers “waait waarheen hij/zij wil”. Misschien is het dan goed de woorden van St. Jan van het Kruis in gedachten te houden wanneer hij waarschuwt tegen het overschatten van methodes. Religieuze (en spirituele) praktijken kennen structuur en discipline, maar er moet ook openheid zijn voor onverwachte wendingen.
6 – Bibliografie
Feddema, Hans, “Zijn individualisering en postmoderne
spiritualiteit elkaar versterkende processen?” (Lezing Filosofisch Café Leiden d.d. 2-3-14)
Heelas,
Paul and Linda Woodhead, The Spiritual Revolution. Why Religion is Giving Way
to Spirituality. Oxford: Blackwel Publishing, 2005.
Meester, Maarten, Nieuwe spiritualiteit. Kampen: Uitgeverij
Ten Have, 2008.
Roothaan, Angela, en Joke van Saane (red.), Wat is wijs?
Reflecties op spirituele vorming. Kampen: Uitgeverij Ten Have, 2007.
Taylor,
Charles, A Secular Age. Cambrigde, Massachusets. London: The Bellknap Press of
Harvard Univerity Press, 2007.
Taylor, Charles, De malaise van de moderniteit. Kampen: Uitgeverij Ten Have, 2007.
Taylor,
Charles, Sources of the Self. The Making of the Modern Identity. Cambridge,
Massachusets: Harvard University Press, 1989.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten