Ithamar was als gids niet reisleider Pims eerste keus. Liever had deze een archeoloog of historicus als gids gehad. Ithamar was een geoloog die ’s zomers wat bijbeunde door groepen rond te leiden en op de bekende plaatsen iets te vertellen van de historie of andere interessante zaken. Hij was joods, maar niet religieus. Hoewel hij zich in ons gezelschap redelijk op de vlakte hield kon hij als wetenschapper het soms niet laten plagerige uitspraken te doen, bijvoorbeeld over de ouderdom van de aarde, of over de betrouwbaarheid van de bijbel als historische bron. Zo had hij grote twijfels of het verslag van Jezus' verhoor door Pilatus wel betrouwbaar was aangezien daar verder geen getuigen bij waren. Terugblikkend denk ik dat Ithamar het eerste zaadje van mijn latere vrijzinnigheid zaaide.
Maar wat Ithamar zei vond ik prikkelend en plausibel. Ithamar had met zijn wilde haardos wel iets kwajongensachtigs over zich, iets wat goed te zien is op de foto hierboven. Deze is genomen bij de Jordaan, bij zo'n plek waar gelovigen - vooral Amerikanen - graag kopje onder gingen om zich te laten dopen. Soms voor de tweede of zelfs derde keer, want hé, het is wel de rivier waar Jezus zich liet dopen. Dat Ithamar de hele vertoning wel vermakelijk vond bleek toen hij de typisch Amerikaanse theatraliteit van sommige dopelingen nadeed. 'Halleluja!' Terwijl op de foto ons gezelschap met Pim discussieert over wat nu de juiste manier van dopen is: baby's besprenkelen met een beetje water of als volwassene je helemaal onder laten dompelen, houdt Ithamar zich wijselijk afzijdig van dit christelijk onderonsje en leunt relaxt op de reling.
Na een opmerking over de bijbel als onfeilbaar en door God ingeblazen voelde Ithamar zich uitgedaagd om een stukje historisch-kritische bijbelwetenschap in de groep te gooien. Want als de bijbel onfeilbaar is moest deze toch een accuraat ooggetuigenverslag bevatten van de gebeurtenissen die erin beschreven zijn? Neem bijvoorbeeld de oorsprong van de boeken van Mozes die niet door Mozes geschreven konden zijn. Zo vertelde Ithamar dat in de zevende eeuw voor Christus de Assyriërs, de toenmalige grootmacht, het noordelijke koninkrijk Israël veroverd hadden en de bevolking gedeporteerd. Het kleinere Juda was vooralsnog de dans ontsprongen maar was niet meer dan een ministaatje, een vazal van Assyrië, met Jeruzalem als hoofdstad.
Toen het stof van de oorlog neergedwarreld was en de Assyriërs hun handen ergens anders vol hadden besteeg de jonge koning Josia de troon in Juda. Door het machtsvacuüm lukte het Josia om bepaalde zaken eens flink aan te pakken. Zo voerde hij een forse - en gewelddadige - religieuze hervorming door, zelfs tot buiten de grenzen van zijn domein. Ook werd de vervallen tempel van Salomo eens flink onder handen genomen. Daarvoor moest natuurlijk heel wat opgeruimd worden. En zoals we allemaal wel eens meegemaakt hebben met het opruimen van een zolder of schuur, kwam er iets onverwachts tevoorschijn. In dit geval een boekrol met de wetten van Mozes. Die boekrol verscheen wel heel toevallig en er bleek ook van alles in te staan dat de religieuze hervorming van Josia van religieuze onderbouwing moest voorzien. Toen Ithamar ons dit vertelde zei hij nog net niet: ‘tadaa!’
Maar over het geheel ging Ithamar respectvol om met de religieuze gevoeligheden van het gezelschap. Zijn verantwoordelijkheid betrof ook het welzijn en de veiligheid van de groep. Aangezien het in deze contreien flink warm kan worden in augustus zag hij erop toe dat iedereen voldoende water dronk. Zeker na een wandeling. Een van de dames klaagde op een gegeven moment dat ze misselijk was van al dat water, waarop Ithamar zei: 'Ben je misselijk? Dan heb je nog niet genoeg gedronken.' Waarop de dame in kwestie met tegenzin haar fles leegdronk. Tijdens een wandeling in een kloof in de woestijn liet een steen los waarna een van de jongens in onze groep - die hoogtevrees bleek te hebben - verstarde van angst. Ithamar nam vervolgens de jongen aan de hand mee tot we weer bij de bus waren.
Hij laveerde het gezelschap ook wijselijk om gebieden heen waar gevaar op de loer kon liggen. Ook waarschuwde hij dat sommige verkopers van broden hun waren nog wel eens met kar en al omkiepten om vervolgens de argeloze toerist te beschuldigen dit te hebben gedaan en schadevergoeding te eisen. Daarnaast was hij er als de kippen bij als een winkelier te veel voor een souvenir rekende en moedigde hij ons aan om altijd af te dingen. Bij wijken met veel orthodoxe Joden was het advies aan de dames: kleed je zedig. Dat advies gaf hij ook aan een Amerikaanse dame bij een bezoek aan Kapernaüm. Met die blote knieën zouden de paters daar haar de site niet laten betreden.
![]() |
| Bij Ein Gedi. Op de achtergrond de Dode Zee |
Was het de eerste helft van de reis vooral sightseeing in Jeruzalem en directe omgeving, het tweede deel van de reis betrof de verkenning van de rest van het land, om te beginnen met een reis naar het diepe zuiden; richting de Negev en Eilat. Op de dag van vertrek zaten we in de lobby van het hotel op de bus te wachten. Buiten was het ongewoon fris en bewolkt, maar geen nood: naarmate we verder in het zuiden kwamen zou de temperatuur wel oplopen. Op een tv stond het nieuws aan en toonde beelden van rijdende tanks en een kaart van Irak. Het was duidelijk dat er iets ernstigs aan de hand was in de Golf. Ithamar vertelde dat Irak Koeweit was binnengevallen.
Met dit nieuws stapten we in de bus en weldra lieten we Jeruzalem achter ons. Eenmaal bij de stad Beerscheba, aan de rand van de Negev, klaarde het weer op en naarmate we verder de woestijn in reden liep ook de temperatuur op. Vanwege de vele militaire bases in het gebied was het op veel plaatsen niet toegestaan om te fotograferen. Op een geven moment klonk het uit de microfoon: 'Er zijn hier kamelen.' En inderdaad sjokten er een paar dromedarissen relaxt door het land. Volgens Ithamar waren ze niet wild. De eigenaars, Bedoeïenen, hielden zich waarschijnlijk ergens vlakbij op.
Als geoloog had Ithamar ook oog voor het bijzondere landschap met zijn kloven, rotspartijen en adembenemende vergezichten . Zo werden we getrakteerd op de verbluffende schoonheid van de Wadi Paran en het Keteldal van Ramon. Uitkijkend over deze valleien werd ik getroffen door de tastbare stilte die het landschap omhulde. De rotswanden met hun opgestapelde aardlagen boden een inkijkje in de geschiedenis van onze planeet. Hier ervaarde ik het gevoel van wat de Diepe Tijd wordt genoemd: geologische tijd die miljoenen tot miljarden jaren omspant. Tijd van een schaal die iedere menselijke ervaring en voorstellingsvermogen te boven gaat. (In haar boek 'Geheimen uit de diepe tijd' zegt Helen Gordon dat we begrip van diepe tijd nodig hebben om ons vragen te kunnen stellen als: 'Waarom ben ik hier?', 'Waar kom ik vandaan?' en: 'Waar ga ik naartoe?'.) Veel meer dan de religieuze heksenketel van Jeruzalem maakte dit landschap een enorme indruk op mij.
![]() |
| Keteldal van Ramon |
Ithamar heeft nog meer prachtige landschappen laten zien zoals de zoutsteenformaties bij de Dode Zee. Op een voormalig strand van prehistorisch meer vertelde hij dat de Dode Zee met de Jordaanvallei de noordelijke uitloper vormt van de Grote Slenk of Riftvallei die via de Rode Zee zich dwars door Afrika heen slingert tot in Mozambique. Door de vele fossielen van vroege mensachtigen weten we ook dat het de plaats is waar de mens is ontstaan. De vallei is nog steeds actief en zal uiteindelijk zich verbreden en verdiepen waardoor er een nieuwe oceaan zal ontstaan.
Met het nieuws uit Gaza en de vreselijke beelden op tv moest ik onlangs weer aan Ithamar denken. Hij uitte zich niet vaak over politiek (hij maakte zich wel zorgen over de gevolgen van de bezetting van Koeweit) of over de intifada. Toen ik opmerkte dat Gaza tot 1967 onder Egyptisch bestuur stond en mij afvroeg of Egypte na de teruggave van de Sinaï ook Gaza niet terug wilde zei hij alleen maar: 'Hadden ze het maar teruggegeven.' Terugdenkend aan deze vakantie en bladerend door het fotoalbum met de onderschriftjes die ik erbij had gezet komen de herinneringen bovendrijven. Ook zie ik dat ik in die tijd weinig theologisch onderlegt was en naïef wat betreft religieuze aangelegenheden en Israël. De wereld in nu eenmaal complex en niet zwart-wit.
Ik vraag me af of Ithamar nog leeft, wat hij zou denken van deze hele toestand? Maar ik ben ook blij dat hij mij een inkijkje gaf in de diepe tijd die alles relativeert en in perspectief van de eeuwigheid plaatst waarin de mensheid slechts een voetnoot is. Het is zoals Gordon het in haar boek zegt: in het licht van de enorme tijdspannen is de ons als individu, maar ook als soort, toegemeten tijd schokkend kort. Die kunnen we dan ook maar beter goed gebruiken.



Geen opmerkingen:
Een reactie posten