Nu kunnen kinderen in hun spel soms behoorlijk hard zijn
voor elkaar. Zo zag ik hoe een paar jongens een leeftijdgenootje hardhandig
tegen de grond duwden in de zandbak. Het joch was duidelijk geen partij voor
zijn tegenstanders en werd hardop en bij herhaling gezegd zich over te geven.
Ik had het te doen met hem. Zijn vuurrood aangelopen gezicht was half verborgen
in het ruwe zandbakzand en zijn brilletje stond scheef op zijn hoofd.
Met een groot gevoel van verontwaardiging stond ik op en
wilde naar buiten gaan om de bullebakken eens flink de waarheid te vertellen.
Maar juist op dat moment was het hele spektakel weer voorbij. Misschien hadden
de pestkoppen hun zin gekregen of had de verveling toegeslagen en was het tijd
voor een andere vorm van verstrooiing. De jongen stond op uit de zandbak. Hij
veegde het zand van zijn jas en uit zijn gezicht en zette zijn brilletje recht.
De hele scene had volgens mijn nog geen vijf minuten geduurd. Ik wilde gaan vragen of alles oké was. Op dat moment gebeurde er iets dat me deed besluiten het niet te doen. Wat was het geval? De hele tijd had een drietal meisjes stilletjes vanuit het klimtoestel het hele gebeuren gadegeslagen. In een fractie van een seconde wist het getergde kereltje twee handenvol zand in de ogen van deze nietsvermoedende meisjes te gooien die daarop huilend en half verblind de zandbak verlieten. Mijn sympathie voor de jongen was daarmee in een oogwenk verdampt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten