Inmiddels heb ik mijn eerste weken als onderwijsondersteuner in het basisonderwijs erop zitten en geniet nu even van een weekje voorjaarsvakantie. Zoals ik eerder schreef was ik na week 1 al meteen kopje onder gegaan in een griepgolf en kon ik, na een week uitzieken, weer voor de klas staan, De griep was weliswaar geweken en de koorts gezakt maar de effecten waren nog steeds aanwezig in de vorm van weinig energie en een hoofd vol watten. Daarnaast vermoedde ik dat voorjaarsmoeheid ook een rol speelde. ’s Avonds was ik na een uur of 9 dan ook volledig uitgeteld en lonkte het bed. Voorjaarsmoeheid is vaak een gevolg van een tekort aan vitamine-D door een gebrek aan daglicht. Trouw begon ik dan ook weer iedere morgen een capsule ervan in te nemen en nam mij voor om, zodra het weer het toelaat, een flinke wandeling te maken.
Terug naar de school. Van de vijf dagen die ik per week voor
de klas sta zijn er twee voor groep 2-3 en drie voor groep 6-7 gereserveerd.
Het gaat dus om gecombineerde groepen. De ervaring van werken in het
basisonderwijs is niet te vergelijken met het werk dat ik deed in de
ouderenzorg. In de laatste is de doelgroep gemiddeld zo’n tachtig jaar ouder dan
de schoolkinderen waar ik nu mee werk. Ouderen met dementie kunnen een
uitdaging vormen, maar schoolkinderen vormen een categorie apart. Gewend als ik
was aan brave bejaarden die tijdens een gespreksgroep keurig luisterden en mijn
verhaal van commentaar voorzagen, zijn kinderen in veel opzichten ongeremd en
pijnlijk eerlijk in hun uitingen. Overigens hebben ouderen met dementie vaak dezelfde ongeremdheid, moet gezegd worden.
Na de eerste kennismaking maakte de nieuwsgierigheid van de kinderen plaats
voor diverse pogingen om te kijken of zij mij uit mijn tent konden
lokken. Om het vertrouwen van de kinderen te winnen is het belangrijk ze niet
slechts als groep te behandelen maar ieder individueel kind te laten weten dat
het gezien wordt en dat de meester of juf iets van het kind weet. Houdt het van
voetbal? Naar welke tv-programma’s kijkt het? Houdt het van gamen? Enzovoort… De
groep blijkt soms dus lastig te managen en daar ligt dus, vanuit pedagogisch
oogpunt, een grote uitdaging voor de nieuwbakken onderwijzer, naast alle didactische
vaardigheden die gevraagd worden.
Zo is het zaak om, bijvoorbeeld tijdens een dictee, ook de
klas in te kijken om te zien of iedereen wel doet wat van hen wordt verwacht of juist verveeld uit het raam zit te kijken. Ik het laatste geval is het zaak de leerling
daarop te wijzen. De rest zal dan ook begrijpen dat de meester of juf hen ziet. (‘Sta ik buiten? ‘Nee meester.’ ‘Waar sta ik?’ Een vinger wijst mijn kant op.) Nog
belangrijker is vóór de les duidelijk de spelregels – wat wordt er van hen verwacht,
wat gaan ze doen – uit te leggen en daar als leerkracht consequent in te zijn. Natuurlijk
kan er altijd iets onverwachts gebeuren. Een zeker talent voor toneelspelen en
improvisatie mag dan ook verwacht worden van de leerkracht.
Dat de groep soms een eigen dynamiek heeft heb ik reeds
ondervonden. Net als het enorme arsenaal aan gedragingen en eigenaardigheden dat
de leerlingen soms uiterst creatief ten toon spreiden. Hoe bedenkt een kind, om
maar wat te noemen, dat het een gummetje in het haar van een medeleerling moet
verkruimelen? (De vraag is dan ook hoe ík daarop moet reageren? Hier komt het toneelpelen
om de hoek kijken. Hoewel het voorval op zich komisch lijkt, dien ik met gepaste
– en soms gespeelde – boosheid het kind te
wijzen op het foute van zijn/haar gedrag.) Hoe is het mogelijk dat een leerling
het talent heeft om schijnbaar vanuit het luchtledige een vuilnisbelt om zich
heen tevoorschijn te toveren?
Wat ik de afgelopen tijd heb ondervonden en geleerd is dat leerkracht-zijn een vak en een ambacht is. Een enkele gastles, zoals ik ook gegeven heb en waarbij je na een korte tijd weer buiten staat, leert je dit slechts ten dele. Voor de klas staan betekent ook: uit je comfortzone treden en dingen doen zoals zingen en meedoen met het carnaval. ‘Wordt van de leerkrachten ook verwacht dat ze zich verkleden?’ vroeg ik mijn collega? ‘Jazeker! Welkom in het onderwijs.’ Oké dan… Dus kwam ik de vrijdagmorgen voor de voorjaarsvakantie met een tas met verkleedspullen op school aan: een flowerpowerpak, een ketting met vredesteken en een pruik. Daarna was het met de kinderen in optocht om de school.
Later die dag waren er in het gebouw ook diverse andere feestelijke activiteiten zoals hossen in de aula. Sommige kinderen moest wel even uitgelegd worden wat ‘hossen’ is. Na mijn aanvankelijke aarzeling wist een aantal kinderen mij bij het hossen te betrekken. Zo deed ik op mijn eigen houterige wijze – ik ben ongeveer zo flexibel als triplex – mee op muziek van onder andere Snollebollekes en Café The Block (‘En ik vlieg, vlieg, vlieg als een vlieger…’) Dit alles vér buiten mijn comfortzone zoals u wellicht begrijpt. Maar het went en ik heb er nog steeds zin in.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten