Onlangs mocht ik voorgaan in de Remonstrantse kerk in Den
Haag. Er was een uitvaller en dus werd ik gebeld of ik tijd, zin en de
gelegenheid had om de plotselinge leemte in het rooster te vullen. Nu heb ik sinds
december vorig jaar de kansel niet meer beklommen. Overigens is dat ‘beklimmen’
iets wat in de kerk in Den Haag geen heksentoer is aangezien de preekstoel (oneerbiedig
soms een houten broek genoemd) een modern en bescheiden exemplaar is dat
moeiteloos te betreden is. Onwillekeurig beeld ik mij soms in dat deze
preekstoel voorzien is van wieltjes en een stuurinrichting heeft - zoals een tram - waardoor de predikant van
dienst de mogelijkheid heeft met het meubel rondjes door de kerkzaal te rijden.
Het is wel oppassen geblazen. De kansel (zie foto) staat op een verhoging waardoor de
dominee met kansel en al voorover zou vallen wanneer zij of hij ineens vol gas
vooruit gaat.[1] (Overigens
zie ik ook vaak in gedachten die informatiehokjes van de NS op stations ineens
ervandoor gaan en zich een weg banen door de stationshal, slalommend tussen de
reizigers.)
Een dienst vraagt een gedegen voorbereiding en volgt bepaalde vaste lijnen, zoals die in de liturgie zijn vastgelegd. Daarbinnen is bewegingsruimte om te improviseren. De liturgie is niet bedoeld als een strak keurslijf. In het geval van de Remonstranste kerk heeft de liturgie of orde van dienst een paar vaste elementen, ondergebracht in een basisindeling of structuur. Na de dienst krijgt de predikant een hand van het dienstdoende kerkenraadslid. Oorspronkelijk schijnt de betekenis van deze handdruk te zijn dat de preek goed bevallen is. Ik denk dat het nu vooral een uiting van beleefdheid is. Vervolgens dient de voorganger zich op te stellen bij de uitgang van de kerkzaal en daar de passerende kerkgangers de hand te schudden en een goede zondag te wensen. (Tijdens de coronapandemie werd, toen de kerken onder bepaalde restricties weer open mochten, de handdruk vervangen door een lichte buiging of het plaatsen van een hand op het hart.)
Het invullen van de orde van dienst is iets dat voor rekening komt van de (gast)voorganger. Dat wil zeggen dat deze de liederen uitzoekt (meestal uit het Liedboek) de gebeden voorbereid en de te lezen teksten uitzoekt. Dat dit Bijbelteksten zijn lijkt een open deur. Over het algemeen wordt niet gelezen uit Moby Dick of Lolita. Als illustratie bij een preek wordt het binnen Remonstrantse kringen wel gewaardeerd als er naar de wereldliteratuur verwezen wordt. Het adagium is ook: in een goede Remonstrantse preek wordt tenminste één filosoof genoemd.
Mocht de predikant wat moeite hebben met het vinden van een aansprekende tekst, dan kan deze zich ook wenden tot een oecumenisch leesrooster. Zo wordt voorkomen dat bepaalde populaire verhalen voortdurend herhaald worden. Op belangrijke feesten als Kerst worden natuurlijk de bekende verhalen gelezen. Overigens, toen ik een keer een mocht voorgaan in een evangelische gemeente, hoefde ik me slechts zorgen te maken over de inhoud van de preek. Muziek en zang werden geheel verzorgd door een bandje.[2] Ik merkte toen ook hoe vervreemd ik was van de evangelische wereld. Dat zal weerslag hebben gehad op de ontvangst van mijn preek – die ik overigens zelf ook niet sterk vond, wat gebeuren kan – waarna ik nooit meer ben uitgenodigd.Een van de lezingen van deze zondag kwam het evangelie van Lukas (hoofdstuk 8 vers 26 tot en met 39 voor wie het wil opzoeken) en gaat over een man die bezeten is door demonen. Jezus treft met zijn leerlingen de man aan die naakt is en woont op een begraafplaats. De wereld werd in die tijd als een soort volière gezien waarin bovennatuurlijke wezens als engelen en demonen heen en weer fladderden. Die geestelijke wezens hadden een grote invloed op het wel en wee van de mensen. Misoogsten, misgeboorten en ander onheil konden aan hen toegeschreven worden. Psychische aandoeningen en geestesziekten konden een gevolg zijn van demonie, betovering en bezetenheid. De geneeskunde stond in de kinderschoenen en was zelf gemengd met magie. Psychologen waren nog niet uitgevonden. De wereld was een betoverd geheel.
Kunnen we de oude verhalen zonder meer over 2000 jaar heen tillen er toepassen of duiden met of door een hedendaagse bril? Is de situatie van toen 1 op 1 vertaalbaar naar nu? Toch is het de taak van de hermeneutiek[3] om te zoeken naar de plaats waar de twee horizonten, die van de schrijvers en lezers toen, en die van de moderne lezer nu, elkaar raken[4], rekening houdend met de eigen vooringenomenheid en context die we ongetwijfeld meenemen in onze duiding en uitleg. Ook is het nuttig om te kijken hoe vroeger deze verhalen werden uitgelegd. De eigen vooringenomenheid – alle kennis, ervaring en meningen die je hebt – is een middel én een valkuil om tot verstaan te komen. (In de rechtspraak is het een doodzonde.) Het kan een venster zijn, maar ook het uitzicht belemmeren. Het is dan ook goed je daar bewust van te zijn.
Hier dan mijn poging tot een stukje duiding van het verhaal van de bezeten man. Je kunt natuurlijk beginnen met het lezen zoals het er staat: Jezus is dan een soort exorcist. Het landschap waarin de bezetene zich schuilhoudt zou zo uit een boek van Edgar Allen Poe of Stephen King kunnen komen. In de verbeelding doemt een beeld op van scheef staande zerken en verzakte mausolea. Voeg wat flarden mist en een naargeestige raaf eraan toe en je hebt een mooi decor voor een griezelfilm. Zo is het vaak ook uitgelegd. Jezus is een exorcist die mensen letterlijk bevrijdt van hun letterlijke demonen.
Nu ga ik zelf
niet zo te werk. Het is ook belangrijk te kijken naar genre, stijl, taalgebruik
en plotwendingen. Ook het historische decor waartegen dit verhaal speelt, is
belangrijk. De meeste nieuwtestamentici zijn het er wel over eens dat de evangeliën
niet direct opgeschreven zijn door een notulist die tijdens de gebeurtenissen
een nauwkeurig verslagje maakte. Alles is van horen zeggen en mondeling
overgedragen, waarbij, net als bij het spel ‘telefoontje’, dingen veranderen,
toegevoegd of weggelaten werden. Onbedoeld of niet. Komt bij dat de tekst niet
alleen tot doel heeft een droge opsomming of verslag van feiten te zijn, maar dat
het de auteur vooral een bepaalde boodschap over tracht te brengen aan een
specifiek publiek.
Het verhaal van de bezeten man is dus waarschijnlijk niet historisch maar een verwijzing in geheimtaal naar een tragische gebeurtenis in de omgeving waarin dit zich afgespeeld van een verrassend actualiteit. Daarvan hebben we een ooggetuige: de Joodse historicus Flavius Josephus. Josephus maakte oorspronkelijk deel uit van het Joodse verzet tegen de Romeinse bezetter maar liep over naar de andere kant toen hij inzag dat verder strijden tegen de Romeinen een heilloze onderneming was. In het Romeinse kamp ontmoette hij toenmalig legeraanvoerder Vespanius. Om in het gevlei te komen voorspelde Josephus dat Vespasianus keizer zou worden. (Dat is uiteindelijk ook gebeurt.) Vespasianus was geen zachtzinnig heerschap en draaide zijn hand er niet voor om om duizenden de dood in te jagen. De beschrijvingen door Josephus van de slachtingen in het gebied rond het Meer van Galilea laten dan ook weinig aan de verbeelding over.
Deze bloedbaden – en andere die nog volgden tot en met de
verwoesting van Jeruzalem en Massada – moeten een enorm trauma zijn geweest voor
de overlevenden. Velen die werden bijgezet in de graven van Gerasa (het gebied
waar de bezeten man vandaan kwam) waren slachtoffers van deze moordpartij. De
bezetene belichaamt, verbeeldt, het trauma van wat er is gebeurd. Hij is een outcast, wild
en onhandelbaar. Wat Lucas hier vooral
lijkt te willen zeggen, is dat deze man helemaal buiten de menselijke
samenleving/beschaving staat. Uitleggers zien in zijn naaktheid en zijn levend
dood-zijn de erbarmelijke, onmenselijke staat waarin de man verkeert.
De naam van zijn kwelgeesten is Legioen. Ik denk dat het
eerste wat in ons opkomt de relatie is tussen deze naam en de Romeinen. Een
legioen was een legereenheid die al gauw uit 6000 man kon bestaan. Ook de
verwijzing naar zwijnen – waarin de demonen hun intrek nemen – heeft een politieke lading aangezien het 10e Legioen,
dat een groot aandeel had in de verwoesting van Jeruzalem en de verovering van
Palestina, het zwijn als een van zijn emblemen had. Het zal voor de lezer in
die tijd ook een duidelijke en nauwelijks verhulde verwijzing zijn naar het
militaire apparaat van het Romeinse rijk dat in die tijd zoveel ellende en
verwoesting zaaide.
Dat de tekst een politieke lading heeft in het licht van
historische gebeurtenissen wil niet zeggen dat deze alleen een politieke
duiding behoeft. Toch denk ik dat er een les te trekken is uit dit verhaal in
het licht van de recente ontwikkelingen in de wereld. De bezetene vertelt ons
iets van de mensonterende kant van oorlog en geweld. De bezeten man is als mens
onteerd, ontmenselijkt. Zijn waardigheid is hem afgenomen. Een mens hoort in
een huis te wonen en gekleed te gaan, bij zijn volle verstand te zijn, maar hij
is naakt, woont tussen de graven en is waanzinnig. Gek geworden.
Oorlog ontmenselijkt. Oorlogstrauma graaft zich diep in de menselijke psyche, laat diepe wonden na. We zien het zich ontvouwen op tv en via het internet. Niet alleen de mens moet het ontgelden, ook diens omgeving. Kijk naar de onmenselijk gruwelijke situatie in Gaza. Huizen, scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën die geborgenheid en veiligheid zouden moeten garanderen, worden door oorlogsgeweld en bombardementen tot graven gemaakt, waar de overleden als zombies tussen de ad hoc graven doorlopen op zoek naar iets wat nog herinnerd aan hoe het was.
Dat oorlog ontmenselijkt geldt niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor de daders. Oorlog stompt af, verlaagt de drempel om tot geweld over te gaan en maakt dat de dader zijn slachtoffer niet meer als menselijk, als een medemens kan zien. Ook zij zijn in de greep van een macht die zij niet beheersen, maar die hén beheerst, zoals de bezeten man zich niet in de boeien laat slaan, zijn primitieve instincten niet weet te beteugelen. Ontmenselijking is niet alleen een gevolg van oorlog en geweld maar steekt zijn lelijke kop overal op waar mensen gemarginaliseerd worden op grond van geloof, geaardheid, huidskleur, opleiding of andere zaken waarmee we elkaar de maat meten.Hoeveel mensen in onze wereld worden niet achtervolgd door
een traumatisch verleden en gekweld door herinneringen? Hoeveel leven onbeschut
en onvoldoende gekleed door sociale en economische krachten die ze niet kunnen
overwinnen, hoe hard ze ook strijden? Hoeveel zijn gevangen, als nauwelijks
menselijk beschouwd, uitgesloten, verdreven? Hoeveel zijn verslaafd aan
afhankelijkheden en weten ze niet meer waar de verslaving eindigt en hun eigen
ik begint? Waar scheiden de regerende autoriteiten mensen van hun families,
waardoor ze de kans wordt ontzegd om een beter leven te zoeken? Waar wrede
bezettingslegers nog steeds hele gemeenschappen vertrappen en hen gevangen
houden in angst?
Ik ben altijd een warm voorstander geweest van de
vooruitgangsgedachte, zoals deze is ontstaan binnen de Verlichting. Wie door
het venster van tv en internet de wereld bekijkt zou de moed in de schoenen
zakken en zich afvragen of deze gedachte niet hopeloos naïef en onhoudbaar is.
Het pessimisme overheerst en er is veel voor te zeggen nu de wereld om ons heen
af lijkt te stevenen op diverse doemscenario’s. Binnen sommige evangelische
kringen is dit zelfs een noodzakelijk iets omdat dit de wederkomst van Christus
inluidt. Helaas betekent dit dat de nieuwe wereld die op de puinhopen van de
oude verrijst slechts toegankelijk is voor een select groepje uitverkorenen.
Helaas ook hebben veel van de evangelischen die deze gedachte aanhangen een
president in het Witte Huis met een hun welgevallig oor waardoor zij wat vaart
achter de realisering van dit scenario kunnen zetten.
Het verhaal van de bezetene van Gerasa is ook een appel om
vrijheid, echte vrijheid te omarmen. De Gerasenen die de man nu bevrijd,
gekleed en bij zijn volle verstand zagen zitten konden er niet mee uit te
voeten. Sommige mensen kiezen liever voor de vertrouwde omgeving van hun
mentale gevangenis dan het avontuur van de vrijheid te verwelkomen. Zij die
vrijheid, de rechtstaat en democratie een warm hart toedragen mogen net als de
bevrijde man uit het verhaal in Lucas hun stem verheffen en tegen de trend in van
demagogie, populisme en autocratie een ander geluid laten horen. Hopelijk zal
deze stem niet verzuipen, maar zullen meer stemmen zich in hierin mengen en een
lijn trekken en zeggen: genoeg!
[1] In een
film van Louis de Funes zien we een pastoor zich angstvallig vasthouden aan zijn
gammele preekstoel die, iedere keer dat hij te ver voorover helt, bijna van de
muur valt. Ook het deurtje en de kanselhemel (een soort luifel of baldakijn)
komen regelmatig los. Uiteindelijk dondert de luifel bovenop de kansel waardoor
de pastoor opgesloten zit. Ook het losse deurtje zit uitgerekend dan klem.
[2] Allemaal
z.g. Opwekkingsliederen. Ik heb er niets meer mee.
[3] De hermeneutiek
is de kunst van het uitleggen en interpreteren van teksten. Oorspronkelijk een
tak van de filosofie maar ook later toegepast op religieuze teksten als de
bijbel.
[4] Horizonversmelting
is een begrip uit de fenomenologsche hermeneutiek van H.G. Gadamer. Hij wilde
niet langer de tekst reproduceren, maar er een gesprek mee aangaan. De
historische bepaaldheid van de mens tekent immers ook zijn verstaan van de
tekst, zodat een volkomen begrijpen ervan onmogelijk wordt. Alleen door een
dialoog die een ‘horizonversmelting’ van verleden en heden beoogt, kan de
historische afstand overbrugd worden. (www.dbnl.org)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten