![]() |
| Sous le ciel de Paris |
Na een kort weekend in Parijs te hebben vertoeft lijkt het, nu de week weer doormidden is en de oktobermaand twee dagen oud, alsof het een eeuwigheid geleden is. Het weekend is voorbij gevlogen en toch… Gevoelsmatig lijkt het paradoxaal genoeg of de luttele dagen in Parijs veel langer hebben geduurd dan wat klok en kalender aangeven. Tijd lijkt in dezen een nogal rekbaar iets. Het omgekeerde gebeurt bij verveling en sleur. Dan kruipen de minuten voorbij, maar terugkijkend zijn deze omgevlogen. Wat ik begrijp van de psychologie van de tijd is dat, wanneer je veel afwisseling ervaart en nieuwe indrukken opdoet, dit van invloed is op je tijdsbeleving. Waarschijnlijk dat daarom je kindertijd gevoelsmatig veel langer heeft geduurd dan de jaren van volwassenheid, gewoon omdat alles dan nieuw is. Daarna is het vooral veel van hetzelfde en routine waardoor gelijksoortige ervaringen zich samenballen tot een soort homogene massa van herinneringen.[1]
Het is lang geleden dat ik voor het laatst in Parijs ben geweest
en de herinneringen aan mijn vorige bezoek zijn wat flets en aangetast door de
tijd. Ik was toen met mijn toenmalige partner in Disneyland. Vandaaruit ben je met
de metro relatief snel in het centrum. Zo herinner ik me onder andere de
metrorit gedurende welke een bandje met accordeon en balalaika ‘spontaan’ het ongeïnteresseerde
publiek in het treinstel op een uptempo Slavisch liedje trakteerde. Vervolgens
gingen de muzikanten met de onvermijdelijke pet rond om zich te laten belonen voor
hun optreden. Wat ik
mij verder nog kan herinneren: de Notre-Dame (niet bezocht, want te druk), het Centre
Pompidou (een gebouw dat binnenstebuiten lijkt te zijn gekeerd), een wandeling langs
de Champs-Élysée, de Eiffeltoren en een miniversie van het Vrijheidsbeeld.
Zoals ik eerder aangaf zijn deze herinneringen redelijk vervaagt
en ook de foto’s zijn foetsie. Dus ik heb ook geen materiaal meer om het geheugen
op te frissen. Het was dan ook fijn om, nu in gezelschap van Remco en vrienden
Peter en Boris, die ons de tickets voor het concert van Mylène Farmer cadeau
hadden gedaan, de Lichtstad en de la ville de l’amour weer te bezoeken. Ons
hotel in Montparnasse stond, zoals gezegd, relatief dichtbij het Île de la Cité
en de Eiffeltoren. De volgende dag, na het (fantastische) concert zouden we dan
ook het ontbijt in het hotel overslaan om in de stad te gaan eten. Helaas stond ik die morgen op met een fikse hoofdpijn. Een gevolg van de autorit of
het concert? Of was het wellicht toch dat weinig steun biedende flimsy
kussentje?
Enfin, al wandelend bereikten we wat later die ochtend het
etablissement dat Peter en Boris hadden uitgezocht: Les Deux Magots, het
bekende literaire café en restaurant aan de Place Saint-Germain-des-Prés. Hoewel
je wel de hoofdprijs voor een consumptie betaalt (9 Euro voor een koffie) is Les
Deux Magots een bezoekje meer dan waard. Al was het alleen maar om de rij
beroemdheden die daar ooit neerstreken zoals Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir,
Albert Camus, Ernest Hemingway, Pablo Picasso en Bertolt Brecht. Ook de huidige
clientèle draagt bij aan de bijzondere sfeer van Les Deux Magots, zoals de charmante
en vriendelijke Parisienne vlakbij ons. Deze had duidelijk moeite gedaan om goed
gekleed, gekapt en gemake-upt haar café au lait te nuttigen. Veel meer moeite dan
menig hoppezakkerige toerist in zijn of haar tenue steekt.
Het bezoek aan Les Deux Magots had mij goed gedaan. Mijn hoofpijn was inmiddels gezakt en de voortgezette wandeling bracht ons naar de oevers van de Seine met zijn boeken- en prentenstalletjes. En natuurlijk zijn massa’s toeristen. Op het Île de la Cité aangekomen was het ook voor ons even de typische toerist uithangen door een selfie te maken bij de Nortre-Dame en vervolgens naar Les Halles, het megagrote winkelwalhalla in hartje Parijs, te lopen. Vandaar was het vervolgens met de metro naar de Eiffeltoren. Ik moest tijdens het ritje denken aan iets wat ik in het boek Underland van Robert Macfarlane had gelezen. In het hoofdstuk over Parijs beschrijft hij een claustrofobische tocht door de gangen en ruimtes die zich onder de stad uitstrekken. Het einddoel is de Salle du Drapeau, de zaal van de vlag. Het laatste stuk voor de Salle du Drapeau moet Macfarlane zich door een benauwde kruipruimte wurmen. Angst bekruipt hem en hij wil teruggaan, maar hij kan alleen maar rechtdoor. Plotseling wordt hij een brommend geluid gewaar. Hij blijkt zich direct onder een metrotunnel te bevinden.
A faint shudder at first, but clear and now growing in strength
and noise. The ceiling,
the unstable ceiling, is humming with tremor. The rumbling rises to a thunder
and I can hear clicks and clacks among the rumblings… These are trains above us,
we are directly underneath the Métro and overground lines.
Na een paar minuten tijgeren wordt de tunnel wijder en kunnen
Macfarlane en zijn gids verder lopen naar de Salle du Drapeau. Daar heeft een
feestend gezelschap zich verzameld onder de Franse driekleur en waar zij zich
tegoed doen aan wijn, wodka en brie terwijl Bowie uit de luidspreker schalt.
(Parijs heeft ook een andere onderkant behalve de catacomben
en tunnels waar Macfarlane van vertelt. Overal in de stad, naast chique restaurants
en boetieks en voor het oog van de vele zich aan de monumenten vergapende
toeristen proberen daklozen - als menselijk zwerfvuil - hun kostje bij elkaar te scharrelen
of gewoon te overleven. Zo stond er, toen we tijdens de heenweg op de oprit naar
de Périphérique reden, een haveloze man vanuit de goot zijn pet naar de
passerende automobilisten uit te steken voor een aalmoes. In winkelstraten, onder
luifels en in plantsoenen hadden vele van deze clochards, met hun uitgebluste
ogen, geklitte haar en hun schamele bezittingen in een paar tassen, een droog plekje weten te
bemachtigen. Aan de lege flessen te zien was de drank voor velen het enige
gezelschap.)
Na een korte rit konden we ons vergapen aan Gustave Eiffels smeedijzeren meesterwerk. We waren duidelijk niet de enigen. Rondom de eerste verdieping staan de namen van beroemde Franse wetenschappers als Cuvier, Laplace en Ampère. Na de Seine over te zijn gestoken beklommen we de trappen naar het Palais de Chaillot vanwaar we een prachtig uitzicht hadden richting de Eiffeltoren. Dit was dezelfde plek waar ook Hitler, na de Franse capitulatie in 1940, zich liet vereeuwigen. Maar dit terzijde.. Onderaan het Palais de Chaillot werd druk gewerkt om het tijdelijke decor van de openingsceremonie van de Olympische Spelen weer af te breken. Na een korte wandeling streken we neer op het terras van restaurant Le Centenaire voor het diner. Toen uiteindelijk de zon lager ging staan vonden we het prima om richting het hotel in Montparnasse te gaan maar niet voordat we nog even een wijntje bij Le Standard hadden gedronken en wat over het leven te filosoferen. De volgende ochtend, voor het uitchecken en de terugreis, genoten we nog een keer van een petit-déjeuner met croissants en koffie.
Parijs heeft natuurlijk nog veel meer in de aanbieding dan de plekken die we in de luttele tijd die we tot onze beschikking hadden konden bezoeken. Hopelijk kunnen en zullen we, tijdens een uitgebreider verblijf wat meer en langer genieten van al het fraais dat deze boeiende stad te bieden heeft.
[1] Sla het
gelijknamige hoofdstuk in Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt
van Douwe Draaisma erop na.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten