Opgegroeid in het christelijke – of moet ik zeggen ‘kerkelijke’ – Katwijk aan Zee was de kerk nooit ver weg. De Nederlands Hervormde kerk had de meeste ‘filialen’ die, verspreid over het dorp, elke zondagmorgen en avond met klokgelui de gelovigen opriepen naar de dienst te komen. Je kon altijd goed aan de kleding van de kerkgangers zien waar een ‘zware’ predikant op de kansel stond. De heren en jongens, stemmig in pak gekleed en de dames in jurk of rok en met een hoedje op, bewogen zich dan in optocht naar de betreffende kerk. Fietsen deed je immers niet op de kostelijke zondag. Maar als het weer al te bar was ging men toch met de auto. (Die dan buiten het zicht van de kerk geparkeerd werd waarna het kerkvolk vervolgens de laatste meters te voet aflegde.) Voor wie om wat voor reden niet in de gelegenheid was naar de kerk te gaan was er de kerktelefoon. Via dit medium kon men thuis de kerkdienst live beluisteren.
![]() |
| Oma van der Bent |
![]() |
| Oma Hartevelt |
![]() |
| Eerste klas Prins Willem-Alexanderschool |
Dat wantrouwen werd nog eens versterkt door het volgende.
Als klein potje had ik grote oren en zo werd mijn aandacht eens getrokken door iets
wat mijn oma Hartevelt mijn ouders vertelde. Of ik het helemaal correct herinner is
de vraag, maar oké. Mijn oma had het over een overlijden van een kind van
iemand die zij kende. Ik heb geen idee meer wat de relatie was. Buurvrouw,
nicht, vriendin? Wat ik hoorde was dat de betreffende persoon heel erg veel van
het kind moet hebben gehouden. Misschien wel té veel, dacht oma. Je mag immers
niet meer van mensen houden dan van God. Omdat God een jaloerse god is zou hij
gedacht hebben: ‘Ik neem jou je oogappel af.’ Zo gezegd, zo gedaan. Ik kreeg er
de rillingen van. God moet je te vriend houden, maar hij kan je dus ook in zijn
grilligheid zomaar of uit jaloezie voor een bus gooien. Net als in het
bijbelboek Job zouden God en Satan wel eens onder een hoedje kunnen spelen.
De duivel figureerde daardoor vaak in mijn nachtmerries. Zo is één droom in het bijzonder mij goed bijgebleven. Ik ben met mijn ouders in een donkere omgeving. Er is een kade waaraan een bootje ligt aangemeerd. Aan boord sommeert een dreigende figuur met een gehoornde helm en soort robotgezicht ons om aan boord te gaan. Het is de duivel die ons probeert te ontvoeren. Mijn ouders en ik nemen de benen, weg van de kade. Rennend belanden we in een soort trappenhuis. De duivel zit ons op de hielen en ik zie maar één manier om aan hem te ontkomen: door héél hoog te springen! Zo vlieg ik de lucht in, spartelend met mijn armen en benen, en raak met mijn hoofd een bruin tentdoek. Dat moet de hemel zijn, denk ik, terwijl ik in de verte mijn ouders de trap zie afhollen. Het was het soort droom die mij na mijn ontwaken angstig en badend in het zweet naar de slaapkamer van mijn ouders deed snellen. ‘Mam, pap! Ik droomde dat de duivel ons in een bootje probeerde te ontvoeren!’ ‘Ontvoeren in een bootje? Waar heb je het over?’ was de slaapdronken reactie.
![]() |
| Duivel in een bootje |
Terugkijkend besef ik toen behoorlijk in een soort bubbel van kerkelijkheid en zondagsrust vertoeft te hebben. Dat kerkelijke was immers op veel plaatsen buiten Katwijk al behoorlijk aan het afkalven. Eenmaal op de middelbare school in Leiden hoorde ik dan ook vaak zeggen dat, als je in Katwijk kwam, je ook dertig jaar terug in de tijd ging. Maar ik blijf het wonderlijk vinden hoe dergelijke vroeg ingeprente indrukken je hele leven meegaan en van invloed kunnen zijn. Toen ik een aantal jaren geleden een ingeving had dat God wel eens niet zou kunnen bestaan was dat eerder een opluchting dan iets wat mij angst inboezemde. Ik kon zeggen dat ik de toornige en wispelturige god van mijn jeugd los had gelaten. Daarin herkende ik mij ook in de verzuchting van velen die hun beklemmende geloof afschudden en ontdekten dat het speelveld van de wereld groots en ruim is in tegenstelling tot de benauwde kaders waarbinnen zij zich eerder bewogen. Of nauwelijks durfden te bewegen. Het is niet dat ik met afkeer of ongenoegen op mijn Katwijkse achtergrond terugkijk. Integendeel. Het is ook geen afrekening daarmee, maar eerder een herijking en evaluatie in het licht van veranderde inzichten. De nestgeur van zeekaak en haring raak je denk ik niet kwijt. Maar dat ik, zoals een Katwijkse collega ooit suggereerde, diep in mijn hart wel weer terug zou willen verhuizen naar Katwijk klopt niet. Ik voel me immers prima thuis in het vrijzinnige Rijswijk.
[1] Het leerstuk dat God van tevoren heeft bepaald welke mensen hij zal uitverkiezen en welke hij zal verwerpen en eindigen als brandhout voor de hel.





Geen opmerkingen:
Een reactie posten