dinsdag 25 juni 2024

Middernachtbibliotheek


Je kunt mij geen groter plezier doen dan mij een boek cadeau doen. Kort geleden kreeg ik van goede vriend Peter het boek The Midnight Library van Matt Haig. Peter had het er al eerder over gehad dat ik het boek wel zou waarderen en hij had gelijk. Eenmaal begonnen met lezen boeide The Midnight Library  meteen en las ik het in een paar dagen uit. In The Midnight Library ontmoeten we de hoofdpersoon Nora Seed. Het gaat niet goed met Nora. Haar carrière zit in het slop, haar relaties zijn op niets uitgelopen en dan krijgt ook haar kat nog een dodelijk ongeluk. Nora heeft genoeg van dit leven en besluit eruit te stappen. Echter, om klokslag middernacht van haar laatste dag op aarde, wordt Nora overgebracht naar de Middernachtbibliotheek, een ruimte zonder tijd. Daar, ergens zwevend tussen haar aardse leven en de uiteindelijke dood in krijgt zij de kans om de dingen waar zij spijt van heeft, alle beslissingen die zij betreurt, ongedaan te maken en alternatieve levens te leven die hadden kunnen zijn.

De Middernachtbibliotheek is gevuld met boeken in diverse schakeringen groen. Ieder boek beschrijft een levensverhaal van haarzelf in een andere werkelijkheid waarin Nora ooit een andere afslag in het leven nam. Het enige grijze boek is het Boek van Spijt waarin alles staat opgetekend dat zij betreurt. Wat zou er gebeurt zijn als ze de relatie met haar toenmalige vriend niet had verbroken? Wat als ze tóch met haar beste vriendin naar Australië zou zijn geëmigreerd? Zou ze dan gelukkiger zijn met haar leven? Bijgestaan door Mrs. Elm, de bibliothecaresse, kan Nora een leven uitkiezen dat ze had kunnen leven. Iedere keer als Nora een alternatief levenspad kiest komt er een boek naar haar toe waarin dit beschreven staat. Zo krijgt ze de kans dit andere leven te beleven. Alle alternatieven blijken echter niet tot meer geluk, voldoening of levensvreugde te leiden.

Zelfs een succesvolle carrière als Olympisch zwemkampioen niet. Wanneer Nora in dit leven terecht komt – ze kent alleen het leven waar ze uit wil stappen en weet dus niets van wat er allemaal is voorgevallen in de alternatieve levens, iets wat in haar omgeving nogal wat verwarring veroorzaakt – blijkt ook dit leven nogal wat keerzijdes te kennen. Dan blijkt Nora ook nog een gevierd spreker en schrijver over succes te zijn. Totaal onvoorbereid moet ze daarover een lezing geven. Haspelend zoekt ze naar de juiste woorden wanneer ze een heel ander verhaal vertelt dan waar haar publiek voor is gekomen. “Het leven is vreemd,” zegt ze. “We beleven het als een rechte lijn, terwijl het leven niet slechts dat is wat we doen, maar ook wat we niet doen. Het leven begint als een zaadje waaruit een boom groeit met een bijna oneindig aantal takken. Deze vertakken zich weer in andere takken. Wij ervaren slechts een tak, het leven dat wij kennen, maar er zijn andere, onstaan door andere keuzes, andere afslagen die we hebben genomen in het leven. Wanneer een afslag eenmaal genomen is, is er geen weg terug meer.”

Wijzer geworden door de kans om andere levens te leven vertelt Nora dat succes geen keuze is, niet iets wat je aan jezelf te danken hebt. Iets dat haar toehoorders verbaast. “Succes is een waanbeeld. Natuurlijk zijn er zaken die we kunnen overwinnen zoals plankenkoorts. Waar we echter allemaal mee behept zijn is feitelijk zoiets als plankenkoorts voor het leven. Waarom? Omdat het leven vaak angstaanjagend is.” Het begint Nora te dagen dat, wat voor leven je ook kiest, er altijd sprake zal zijn van kwetsbaarheid, lijden, teleurstellingen en niet uitgekomen dromen. Een beetje stamelend besluit ze haar toespraak met de oproep: “Wees aardig, wees gewoon aardig.” Een advies dat zo uit een Postbus 51-spotje lijkt te komen.

The Midnight Library speelt Haig met het idee van de veel-werelden-interpretatie uit de kwantum-mechanica. Deze zegt dan het leven vol met keuzemomenten zit. Ga ik naar de verjaardag van mijn moeder of ga ik met vrienden naar de bioscoop? Ga ik filosofie studeren of psychologie? Ga ik met strandvakantie naar Sitges of ga ik wandelen in Noorwegen? In haar korte en leesbare boekje Het multiversum zegt sterrenkundige Ans Hekkenberg daarover: “Met elke keuze splitst de werkelijkheid zich in twee verschillende opties. Jij maakt een pad mee en beleeft zo een mogelijk scenario. Maar alle andere paden die je had kunnen bewandelen zijn net zozeer waar als het jouwe. Ze vinden ook plaats, alleen zal jij (of: deze versie van jou) dat niet merken.” (Hekkenberg, 2021, p. 49)

Dat het leven is wat je ervan maakt is een vlieger die niet altijd, of helemaal niet, opgaat. Misschien hebben we spijt van dingen die we gedaan hebben (of juist niet) en de vraag is of we in dezelfde omstandigheden met de kennis van nu anders hadden gehandeld. Zouden we gelukkiger zijn? Dit is samenvattend het thema van het boek. Verdriet en geluk zijn onlosmakelijk verweven met het weefsel van de werkelijkheid, in welk leven dan ook. Ik zal het verdere verloop en het slot niet verklappen maar kan The Midnight Library van harte aanbevelen voor wie wat meer over zin van het leven nadenkt. Immers, aldus “Mrs Elm” je hoeft het leven niet altijd te begrijpen. Je hoeft het slechts te leven.

dinsdag 11 juni 2024

Wanneer godsdienst van goede mensen slechte mensen maakt

Afgelopen zondag mocht ik een overdenking verzorgen tijdens een dienst bij de Doopsgezinden van Koog aan de Zaan en Zaandijk. Nu is het alweer enige tijd geleden dat ik daar voor het laatst ben geweest. Maar het was leuk om weer eens te gast te zijn in de sfeervolle Vermaning (Doopsgezind kerkgebouw) die ingeklemd staat tussen de fabrieksgebouwen van glucose- en zetmeelproducent Tate & Lyle. Na een voorspoedige autorit parkeerde ik om kwart voor 10 de auto bij de Vermaning en ging naar binnen. Daar ik werd ik verwelkomd met een kopje koffie.

Kooger Vermaning

De dienst begon om 10 uur. In de ruimte had een vijftiental bezoekers inmiddels plaatsgenomen terwijl de organist zijn welluidende klanken over hen uitstrooide. Na de gebruikelijke mededelingen en het aansteken van de kaarsen was het mijn beurt en nam ik plaats achter het katheder. Bij het voorbereiden van de dienst krijg ik bij de ondogmatische Doopsgezinden (of de vrijzinnige Remonstranten) altijd veel vrijheid en ruimte om hier en daar een kritische noot te plaatsen. Ook waar het gaat om bijbelteksten. Dit keer had ik gekozen voor het verhaal van Jefta's dochter, uit het boek Rechters. Een boek dat nogal wat gewelddadige kapittels kent. Hieronder staat de verdere samenvatting van mijn overdenking.

'In een notendop gaat het verhaal als volgt: Jefta is een zoon van een prostitué, wat hem tot een outcast maakt. Hij is echter een kundig legeraanvoerder en dus wordt hem gevraagd de leiding te nemen bij een aanval op de Ammonieten, een buurvolk dat Israël binnen was gevallen. Jefta stemt toe en zweert nogal impulsief dat, wanneer hij de overwinning behaalt, hij aan Jahweh (God) het eerste dat hem uit zijn huis tegemoet loopt zal offeren. Jefta behaalt inderdaad een klinkende overwinning en wanneer hij bijna thuis is, is het uitgerekend zijn dochter die hem als eerste tegemoet rent. In de Bijbel voor ongelovigen zegt Guus Kuijer van deze dwaasheid: “Kan iemand volstrekt achterlijk zijn een tegelijk een kundig legeraanvoerder?" Blijkbaar kan dat. Kuijer vervolgt: “De gelofte is zo verschrikkelijk dom dat je er onmiddellijk hoofdpijn van krijgt, want wat kon hem uit de deur van zijn huis tegemoetkomen? Een schaap, een geit een olifant? Is het niet het waarschijnlijkst dat er een mens uit zijn deur zou komen? Is het niet het waarschijnlijkst dat die mens een van zijn huisgenoten zou zijn? Deze gelofte was niet zomaar een beetje dom, hij was volstrekt achterlijk, vooral wanneer je bedenkt dat een gelofte aan God onherroepelijk is.” 

En in die sukkel Jefta was het blijkbaar niet opgekomen om zijn gezin even te waarschuwen hem niet als eerste tegemoet te gaan. Wat dan volgt is nog treuriger. We zien het meisje, nadat zij het nieuws van haar vaders overwinning vernomen heeft, dansend en rammelend met haar tamboerijn haar vader en haar ongeluk tegemoet rennen. Als zij zou hebben geweten wat haar boven het hoofd hing zou ze waarschijnlijk de geit voor haar uit hebben gestuurd. Jefta is overmand door verdriet, scheurt zijn kleren en roept: “Ach mijn kind, dat juist jij mij deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die mij in het ongeluk stort!” Hoor eens hoe Jefta zijn dochter de schuld geeft van zijn eigen stommiteit. Een sterk staaltje van blaming the victim.

Het meisje begrijpt dat er geen ontkomen aan is. Beloftes aan Jahweh gedaan zijn onherroepelijk, hoe gruwelijk ook in hun consequenties. Haar rokken optillen en het op een lopen zetten zou haar dood alleen maar bespoedigen. Ze vraagt een gunst: om twee maanden lang met haar vriendinnen haar maagdelijkheid te betreuren. Dat was geheel in lijn met het feit dat de eerste levenstaak van huwbare meisjes trouwen en kinderen krijgen was. Meer carrièrekansen waren er niet. Deze levensvervulling werd haar nu ontnomen. Zij zal geen deel hebben aan verwerkelijking van Gods verbond dat met de voortplanting verbonden is. Hoe het verhaal verder gaat wordt niet verteld. Hoewel de tekst ruimte laat om te denken dat Jefta’s dochter de rest van haar leven tempelmaagd is geweest in het heiligdom in Mispa, is het waarschijnlijk dat meisje daadwerkelijk aan Jaweh geofferd werd. Guus Kuijer voegt zijn eigen wending toe aan het verhaal. Een dienaar van Jefta gaat op zoek naar het meisje en wordt overgehaald door haar vriendinnen om in haar plaats een hert te schieten en het hart te tonen als bewijs van het offer.

Het verhaal van Jefta’s dochter kent parallellen binnen en buiten de bijbel. Details en aanleiding verschillen soms. maar neem bijvoorbeeld het verhaal van het offer van Izaäk. Hier is het God (Elohim) zelf die de opdracht geeft tot het offer maar houdt Jahweh het tegen. In het verhaal van Jefta is het een ondoordachte eed van Jefta die zijn dochter op het offerblok doet belanden. In het sprookje van Repelsteeltje eist het gekke mannetje voor zijn diensten (stro in goud veranderen) ook het eerstgeboren kind op. En mocht u een beetje onderlegt zijn in de klassieken, in de Ilias is het Iphigenia, de dochter van koning Agamemnon die onder valse voorwendselen naar Aulis wordt gelokt om daar geofferd te worden. Daar in Aulis ligt de Griekse vloot te wachten om uit te varen naar Troje. Zoals acteur en schrijver Stephen Fry terecht opmerkt in zijn hervertelling van de Trojaanse oorlog: "Geen vloot, hoe machtig ook, kan uitzeilen zonder wind." En er stond geen zuchtje wind. Nada.

Het is de godin Artemis die genoegdoening eist voor het feit dat Agamemnon ooit haar heilige hinde omgelegd heeft. Artemis laat Aeolos, de god van de wind, de adem inhouden totdat zij bloed heeft gezien. Er bestaan verschillende versies van het verhaal van Iphigenia. Zo zou zij gewillig zich op het altaar hebben laten offeren waarna de wind weer opstak. Zo zien we in een verfilming uit 1977 van de gelijknamige tragedie van Euripides Iphigenia de altaarhoogte beklimmen, maar nog voor zij de top bereikt steekt de wind ineens op. De rook van het altaar onttrekt haar aan het zicht. Haar wanhopige vader rent haar achterna. Tevergeefs. Op dat moment wordt zij door de priester van achter vastgepakt en gedood. De filmmaker laat hiermee de zinloosheid van het offer zien. In een ander, wat vriendelijker slot, krijgt de godin medelijden en spaart het leven van Iphigenia door op het laatste moment haar te verwisselen met een hert. In zijn Leerdicht over de Natuur beklaagt de Romeinse dichter Lucretius zich over de wreedheid van de godsdienst die mensen aanzet tot het begaan van gruweldaden. Hij neemt het verhaal van Iphigenia als voorbeeld en zegt: “Nog rein en op huwbare leeftijd (zie de parallel met het Jefta’s dochter!) werd zij als treurig offer zinloos geslacht door de hand van haar vader. Alles om zijn vloot maar een gunstige vaart te geven. Lucretius besluit zijn tirade met: “Tot zo’n zondige daad weet godsdienst te inspireren.” Het is duidelijk. Lucretius is geen fan van godsdienst. Althans een godsdienstigheid die geweld niet schuwt en zelfs barbaarse offers verlangt van zijn aanhangers.

Het idee dat God, of Jahweh, oké is met kinderoffers of deze zelfs verlangt is voor velen een verwerpelijke en onmogelijke gedachte. De bijbel is immers op veel plaatsen niet oké met kinderoffers en veel profeten gaan ertegen te keer. Toch lijkt het erop dat kinderoffers aan Jahweh wel degelijk gebruikelijk waren en zelfs vereist. Veel teksten verwijzen bijvoorbeeld naar het opdragen van de eerstgeborenen aan Jahweh. In Ezechiël wordt zelf expliciet gezegd dat wegens Israëls ongehoorzaamheid Jahweh zélf het volk slechte wetten gaf zodat zij hun eigen eerstgeborenen aan hem zouden offeren. Zoals in Exodus 13 vers 2 staat:  "alles wat als eerste de moederschoot verlaat behoort mij toe." Er wordt hier een link gelegd met de dood van de eerstgeborenen (de laatste van de 10 plagen) in Egypte. Ook dit is een offer aan Jahweh. Het is duidelijk dat velen die de bijbel aan ons hebben overgeleverd met deze offerpraktijken niet ongewoon waren maar er wel mee in hun maag zaten. Het gebod helemaal schrappen wilden ze niet. Dus wordt verderop in Exodus 13 aan dit gebod de mogelijkheid toegevoegd om de eerstgeborene vrij te kopen.

Godsdienst kan een middel zijn tot emancipatie (denk aan dominee Martin Luther King), of een bron van troost. Waar deze oproept om kwalijke zaken als slavernij, discriminatie en onderdrukking aan te pakken is sprake van een inclusieve kracht ten goede. Maar godsdienst heeft een grimmige keerzijde. Waar deze exclusief wordt en een scherpe grens trekt tussen "ons soort mensen" en alle anderen, kan deze geweld legitimeren. De ander is dan een minderwaardig soort mens, een dier of zelfs een plaag geworden. Gelovigen die aldus menen Gods wil op aarde te verwerkelijken, en daarbij bereid zijn heel ver te gaan, zullen denken dat het doel alle middelen heiligt. Het kwaad moet met wortel en tak worden uitgeroeid. In de decennia die achter ons liggen is godsdienst meerdere malen negatief in het nieuws geweest. We herinneren ons de aanslagen nog op wel de Twin Towers in New York of de Londense metro. We zagen hoe de Islamitische Staat op grof geweld het kalifaat grondveste en andersdenkenden als de Yezidi’s meedogenloos vervolgde. Ondertussen ging ook in de katholieke kerk en bij de Jehova's getuigen de beerput open.

Voor wie niet is opgegroeid in een strengreligieus milieu kunnen deze zaken leiden tot een zekere vervreemding en verbazing en zelf vijandigheid tegenover alles wat maar op enige wijze met religie te maken heeft. Godsdienst en geweld worden door al deze voorbeelden regelmatig als kanten van dezelfde medaille gezien. Maar dit geldt ook voor zaken als homohaat, bekrompenheid, anti-intellectualisme, wereldvreemdheid en vul maar in. Daarnaast zien we dat kerken en geestelijk leiders inmiddels openlijk hun steun uitspreken voor politici als Donald Trump in Amerika – het gaat hier vooral om gelovigen met een fundamentalistisch-evangelische signatuur – en Vladimir Poetin in Rusland. De laatste wordt enthousiast bewierookt (soms letterlijk) door de Russisch-orthodoxe kerk bij monde van Kirill, de patriarch van Moskou.

Deze onheilige twee-eenheid richt inmiddels zijn giftige pijlen op het Westen dat van heulen met de satan wordt beschuldigd. Het is een angstige zaak als een oorlog om religieuze motieven gevoerd wordt, omhuld wordt met religieuze retoriek en van een goddelijk stempel van goedkeuring voorzien wordt. Religieuze taal is sowieso met een wonderlijke comeback bezig. Tijdens haar speech op het conservatieve congres CPAC - een invloedrijke conferentie van Amerikaanse conservatieven, die zich de laatste jaren met de oorlogstaal keert tegen socialisten, de genderideologie en globalisten uit Brussel en Washingtonm - riep Eva Vlaardingerbroek, voormalig schildmaagd van Forum voor Democratie, op om de wapenrustig van God aan te doen - een verwijzing naar de brief aan de Efeziërs in het Nieuwe Testament - en ten strijde te trekken tegen de elite.

Het verhaal van Jefta is waarschijnlijk fictie en geen geschiedenis maar kan ons wel een tweeledige spiegel voorhouden. Ten eerste is denk ik hier de belangrijkste les dat ondoordachte uitspraken en gedane beloftes, zeker in een cultuur waar de eed een heilige status heeft - want afgelegd in Gods naam of aan God gedaan - ernstige consequenties hebben. Het niet nakomen van een eed roept al gauw het beeld op dat degene die de eed heeft afgelegd niet te vertrouwen is. Het paradoxale is dan ook weer dat wanneer, zoals in het verhaal van Jefta, de eed wél wordt nagekomen het deze mens ook aanzet tot immorele handelingen. Goed, je doet dan wel wat je gezworen hebt, maar maak dit je tot een goed mens? Ik dacht het niet als de gevolgen zo ernstig zijn. (Het verbaast mij dan ook dat Jefta in de brief aan de Hebreeën als voorbeeldige geloofsheld wordt opgevoerd. Zijn daden zijn allerminst navolgenswaardig.)

Ten tweede toont het verhaal aan hoe godsdienst, waar deze niet bevraagd, gerelativeerd en boven kritiek verheven wordt, kan leiden tot gruweldaden. Godsdienstigheid kan niet zonder een kritische geest die bereid is om de uiterste consequenties ervan te doordenken en een grens te trekken waar deze oproept tot geweld, ontmenselijking en uitsluiting. Het toont ook aan dat een blindelings opvolgen van geboden en voorschriften (Befehl ist Befehl) ernstige gevolgen kan hebben. Terughoudendheid is dus op zijn plaats. Anders maakt godsdienst goede mensen tot slechte mensen en slechte mensen tot verschrikkelijke mensen. Waar het goddelijke gebod tot in zijn meest gruwelijke details wordt nagevolgd maakt het mensen tot immorele mensen. Ik denk dat het goed is dat we daarom de bijbel, of om het even welke andere religieuze tekst, niet boven kritiek verheffen of slaafs gehoorzamen. Hoe hoog de status ook is van zo'n tekst. Het is nog altijd mensenwerk. Zowel in zijn oorsprong, als in zijn uitleg. Waar het gaat om de georganiseerde godsdienst en zijn geboden en instituties wordt de mens uitgedaagd niet zomaar gehoorzaam te zijn maar juist te bevragen, weerstand te bieden. Om terug te vechten met heel je kracht, om verzoenend te zijn waar onverzoenlijkheid gepredikt wordt, om verantwoordelijk te zijn waar godsdienst onverantwoordelijk is. Om tegengas te durven bieden en menselijkheid, vriendelijkheid, verdraagzaamheid en moraliteit voorrang te geven boven volgzaamheid, onderworpenheid en gehoorzaamheid.' 

Na afloop van de dienst sprak een aantal mensen mij aan om mij met mijn verhaal te complimenteren. Nu is het gebruikelijk dat de tekst van de overdenking per email voor de dienst wordt verspreid. Ook als een handreiking aan degenen die door doofheid niet mee kunnen luisteren of om andere redenen de dienst niet kunnen bijwonen. Zo mocht ik vandaag (11 juni 2024) deze opsteker van een lezer ontvangen: 'Wat een prachtige overdenking, vooral het slot. Er is weer veel gevaarlijk gepreek om ons heen. Je gaf er zelf voorbeelden van. Dit is een mooi tegenwicht.'

 


vrijdag 7 juni 2024

Europese verkiezingen, friet en zere voeten

De afgelopen dagen begon ik last van een ontsteking aan mijn linkervoet te krijgen. Via de digitale snelweg stuurde ik een foto van de dikke teen naar mijn huisarts met de vraag wat eraan te doen en of het raadzaam was om er even door een deskundige in de praktijk naar te laten kijken. Het antwoord van de arts kwam al snel. Ze zou een recept voor een zalfje naar de apotheek kunnen sturen als ik dat wilde, óf ik kon langskomen om 09.45 uur. Dat wilde ik wel en dus antwoordde ik dat ik er dan zou zijn.

Nu zou ik ook samen met Remco gaan stemmen die morgen. Het stembureau was hier om de hoek en samen reden we eerst die kant op, deden onze burgerplicht, waarna Remco zich naar zijn werk begaf. Mijn voet was nog steeds  behoorlijk geïrriteerd en pijnlijk. Iets wat het lopen tot een onaangename bezigheid maakte. Dus schoof ik mijn voeten in een paar sandalen om meer irritatie te voorkomen en fietste even later naar de huisarts. Iets voor tien uur werd ik de spreekkamer ingeroepen waar de arts mij al opwachtte. Zij bleek een tijdje daarvoor haar voet te hebben gebroken maar was inmiddels weer aan het werk. "U heeft ook problemen met uw voet", zei ik. "Zoiets schept toch een band." Vervolgens werden mijn voet en tenen aan een grondige inspectie onderworpen en legde de dokter uit dat met name in de plooien vaak dit soort ontstekingen onstaan. Meestal door vocht, maar ook te nauwe schoenen en de vorm van de teen (hamerteen) konden nog wel eens voor problemen zorgen. Een antibacterieel zalfje - op te halen bij de apotheek - en de voet even niet belasten zouden voor een snel herstel moeten zorgen.

Niets wees er gisteren (06-06-2024) dus op dat ik meer tijd zou doorbrengen in een stembureau dan slechts een kort moment om mijn stem uit te brengen.. Ik heb al vaker gespeeld met de gedachte om mij als lid van het stembureau op te geven. Dat heb ik onlangs daadwerkelijk gedaan, maar wat aan de late kant zodat ik op een reservelijst terecht moet zijn gekomen. Het was bijna 4 uur toen die middag de telefoon ging. "Meneer Hartevelt? U spreekt met Die-en-die van de gemeente Rijswijk. U heeft aangeven lid van het stembureau te willen zijn. Bent u vanmiddag en vanavond beschikbaar? Er is iemand uitgevallen." Na aanvankelijke aarzeling besloot ik toch "ja" te zeggen en nogmaals mijn burgerplicht te doen. Voet en teen waren door het zalfje inmiddels wat minder pijnlijk en veel lopen zou ik op het stembureau toch ook niet. Na het telefoongesprek volgde snel de bevestiging per e-mail:

"Beste Hartevelt,

U heeft eerder aan ons laten weten dat u beschikbaar om mee te helpen tijdens de Europese Parlementsverkiezing op donderdag 6 juni 2024. Hierbij informeren wij u dat u namens de gemeente Rijswijk bent benoemd. In deze mail ziet u op welke functie(s) u bent benoemd en op welke locatie(s) u bent ingedeeld.

Uw indeling op een stembureau

U bent ingedeeld op een stembureau. Hieronder ziet u op welk stembureau u bent ingedeeld en de namen van uw medestembureauleden. Om de verkiezingen voorspoedig te laten verlopen, vragen wij u op tijd op de locatie aanwezig te zijn."

Ik belde Remco om te vertellen dat ik die avond laat thuis zou zijn wegens plotselinge verplichtingen op het stembureau. Even later nam ik in de sporthal De Schilp bij een paar volstrekte vreemden plaats achter de tafel en mocht daar de stembiljetten uitreiken. "Ja meneer, potloden liggen in de stemhokjes." Voor eten zou worden gezorgd. Om 6 uur werd de friet geserveerd en even later een kaassoufflé. (Ik had een kroket besteld, maar  oké...) Dit was ook de tijd dat veel mensen vanuit hun werk langskwamen om te stemmen. Uiteindelijk werd het laatste beetje friet afgekoeld genuttigd. De rest van de avond bleef een gestage stroom van stemvolk binnenkomen zodat de tijd redelijk snel voorbijging en om 9 uur begonnen kon worden met het omkiepen van de stembus en het tellen van de stemmen. Dit ging redelijk vlot zodat onze ploeg op een beschaafd tijdstip weer naar huis kon gaan en ik mijn voet eindelijk de broodnodige rust kon geven.


woensdag 5 juni 2024

Spinoza, Remonstranten en Collegianten

Ach, waren alle menschen wijs en wilden daarbij wel,

de aerd waer haer een Paradijs! Nu isse meest een hel.

D.R. van Camphuysen

(Te lezen op het Spinozahuis in Rijnsburg)



Onderstaand paper heb ik geschreven als eindopdracht van het vak Remonstrantica (docent: Peter Nissen) aan het Remonstrants Seminarium.

-         Inleiding

Rijnsburg staat nu vooral bekend om de bloembollen, bloemenveilig Flora Holland en het bloemencorso. In het naburige Katwijk heeft dit ertoe geleid dat de Rijnsburgse buren de bijnaam ‘uien’ kregen. De geschiedenis van het dorp aan de Vliet is echter nauw verbonden met de collegianten, een vroege vrijzinnige stroming. Een tijdje heeft Rijnsburg ook nog de beroemde filosoof Benedictus Spinoza tot haar inwoners mogen rekenen. Het door hem bewoonde huisje, waar hij onder meer de basis legde voor zijn hoofdwerk de Ethica en de kost verdiende met het slijpen van lenzen, staat er nog. Dit Spinozahuis, thans ingeklemd tussen nieuwbouw, is ook nog steeds te bezichtigen. Spinoza had contacten met de collegianten en het is interessant om te kijken hoe Spinoza en in bredere zin, de ideeën van de Verlichting van invloed waren op de collegianten en hun gedachtengoed.

In de zeventiende eeuw was Rijnsburg een plaats waar vrijzinnigen, vrijdenkers en andere dissenters een verdraagzame omgeving vonden. Behalve de Collegiantenstraat is er nu in Rijnsburg niet veel meer terug te vinden van de collegianten. Het Groote Huis waar zij hun colleges hielden werd in de eerste helft van de negentiende eeuw gesloopt. Maar hun geschiedenis, ontwikkeling, met name van hun ideeën en gedachtengoed, geven een goed beeld van de stormachtige ontwikkelingen die in bredere zin ook van invloed waren op het westerse wereldbeeld als geheel en de plaats van de mens daarin.

In dit paper zal ik trachten een beschrijving te geven van de Rijnsburger collegianten en hun achtergrond en geschiedenis, met name waar de remonstranten een rol speelden in aanloop naar, en binnen deze beweging, en hoe deze werd beoordeeld en ontvangen door de remonstranten. Daarnaast zal ik een beeld schetsen van de toenemende invloed van de ideeën van de Verlichting binnen de collegianten, en het uitdragen hiervan door de collegianten. Ook de rol van Spinoza zal daarbij aan bod komen. Ten slotte wil ik de vraag beantwoorden waar het gedachtegoed van de collegianten sporen heeft achtergelaten.

-         Oorsprong

De oorsprong van de Rijnsburger collegianten is terug te voeren tot de Synode van Dordt en de gevolgen daarvan, maar de - spirituele - wortels gaan verder terug in het verleden en er zijn meerdere lijnen aan te wijzen die leiden naar de collegianten en hun gedachtegoed. Wat betreft dat laatste is het lastig dit onder een noemer samen te brengen. In zijn inleiding van het boek ‘De Rijnsburger Collegianten’ van Van der Slee stelt Zilverberg al dat onder de collegianten zich mystici, pacifisten, rationalisten, chiliasten, cartesianen, spinozisten en socinianen bevonden. (Zilverberg 1989) In dit hoofdstuk bespreek ik achtereenvolgens de voorlopers, het remonstrantse begin en de vorming van de eerste colleges.

o   Voorlopers

De voorlopers van de collegianten zijn te vinden in de godsdienstige beroeringen die volgden op de Reformatie. De zestiende en vroege zeventiende eeuw was een periode van gisting waarin verschillende stromingen en bewegingen ontstonden, maar ook deze hebben hun voorlopers. Deze kunnen wat betreft de collegianten gezocht worden binnen ontwikkelingen in de Nederlanden en zijn terug te traceren tot de veertiende eeuw, waarvan het collegiantisme een late uitloper is en waarin vele van deze lijnen samenkomen. Wat betreft de Nederlandse inbedding is een van de voorlopers de Moderne Devotie (Broeders des gemenen levens) die, zoals Peter Nissen in zijn collegereeks aantoont, ook een van de wortels is van de Remonstranten. De Broeders des gemenen levens brachten leken en clerici bijeen in een leven in eenvoud en devotie. (Fix 1991)

Een andere invloedrijke stroming is het Bijbels humanisme van Erasmus. Ook deze is deels beïnvloed door de Moderne Devotie met zijn nadruk op een hervorming van de kerk gebaseerd op de principes van eenvoud en verdraagzaamheid. De sacramentalisten borduurden hierop voort en verwierpen de doctrine van de transsubstantiatie als on-Bijbels en zetten in op een meer individuele vroomheid, eenvoud en een bagatelliseren van religieus ceremonieel. De verdraagzaamheid, eenvoud en vroomheid van deze stromingen zouden later hun weg vinden naar de Collegianten

Naast deze inheemse stromingen ondergingen de Nederlanden ook de invloed van de Reformatie zowel in zijn radicale als minder radicale varianten. Het lutheranisme kreeg weinig voet aan de grond, het calvinisme later des te meer. De laatste is ook een betrekkelijke laatkomer. Belangrijk is aan te geven dat veel van deze nieuwkomers minder tolerant waren dan de eerdergenoemde, zoals het Bijbels humanisme. Aanvankelijk waren het vooral de radicale bewegingen die hier veel invloed kregen, zoals de anabaptisten, de socinianen en de spiritualisten.

De anabaptisten wilden terug naar de eenvoud en geestelijke zuiverheid van de tijd van de apostelen. Zij verwierpen de kinderdoop. Het anabaptisme kende een militante aanloop met chiliastische en millenniaristische tendensen die niet zelden leidden tot gewelddadige pogingen het Godsrijk op aarde te vestigen. Na het debacle van Munster streefden de anabaptisten onder invloed van Menno Simons een strikt pacifisme na. Voor de komst van de calvinisten waren deze Menisten of Mennonieten de meest verbreide groep in de Nederlanden.

De socinianen, vernoemd naar Faustus en Laelius Socinus (Sozzini), verwierpen de leer van de Drie-eenheid en de goddelijkheid van Christus. Socinianen werden zowel door de Katholieke als de Protestantse overheden met argusogen bekeken en vonden tijdelijk een veilig heenkomen in Polen. Met de komst van de Contrareformatie ontvluchtten de Socinianen en masse Polen waarna ze in het relatief tolerante Nederland terechtkwamen.

De spiritualisten verwierpen de meeste kerkelijke instituties, sacramenten en rituelen. Zij benadrukten dat de gelovigen zelf direct door inspiratie van de Heilige Geest met God in contact konden komen. De weg tot God leidde allereerst naar binnen, naar het innerlijke licht. Dit zou de gelovige volmaakte religieuze kennis verschaffen en maakte een uiterlijke kerk overbodig. De ideeën van de belangrijkste voormannen van de spiritualisten, Schwenckfeld en Franck, werden onder meer door Dirk Volckertsz. Coornhert gepromoot. (Fix 1991)

o   Remonstrants begin

Het begin van de collegianten ligt niet in Rijnsburg, maar een paar kilometer verderop in Warmond, bij Leiden. Op 14 januari 1619 had Johannes Bogerman de remonstrantse predikanten uit de vergadering van de Dordtse synode gezet. Tijdens de provinciale synode in Delft - in aanloop tot de nationale synode in Dordrecht - was inmiddels de predikant van de kerk in Warmond, Christiaan Sopingius, net als de andere remonstrantse predikanten, geschorst. Wanneer Sopingius zich niet zou afkeren van de remonstranten zou hij definitief uit zijn ambt worden ontzet. Dit gebeurde ook toen Sopingius in juli 2019 tijdens zijn verschijnen voor de Zuid-Hollandse synode te Leiden weigerde zijn handtekening onder de regels van Dordt te zetten. (Slee 1980)

Vanaf Sopingius’ schorsing moest de Warmondse gemeente het zonder predikant stellen. De classis stelde een contraremonstrant aan als predikant. De gemeente in Warmond weigerde deze. De remonstranten was verboden eigen diensten te houden. Na een clandestiene dienst van Leidse remonstranten in een boomgaard werd uiteindelijk duidelijk dat er met de autoriteiten niet te spotten viel. Bij herhaling zou de dienst door hen zeker verstoord worden. In Warmond werd een beroep gedaan op de voormalige ouderling Gijsbert van der Kodde. Van der Kodde stelde voor de diensten voort te zetten zonder predikant: om te bidden, de Schrift te lezen, maar ook vrije religieuze discussies te houden. De bijeenkomsten vonden plaats op geheime locaties, iedere eerste zondagavond na nieuwe maan. De bijeenkomsten kregen uiteindelijk de naam ‘colleges,’ een naam die sinds de zestiende eeuw de informele bijeenkomsten van protestanten hadden gekregen. Het doel van deze colleges was het samen lezen uit de Bijbel en religieus onderricht. (Fix 1991)

o   Scheidende wegen voor remonstranten en collegianten

Nadat de Remonstrantse Broederschap zich had gevormd wilde deze de gemeente in Warmond weer binnen de gelederen krijgen. De Broederschap benoemde dominee Hendrik van Holten als nieuwe predikant. Van Holtens aanstelling duurde maar kort omdat Van der Kodde inmiddels ervan overtuigd was dat een gemeenschap waarbij alle gelovigen recht van spreken hadden dichter bij de apostolische praktijk lag. Overigens stond niet iedereen achter van Van der Koddes houding jegens de nieuwe en weer snel vertrokken predikant. Al snel benoemde de Broederschap dominee Wouter Cornelisz. van Waarder tot herder van de verdeelde gemeente. Van Waarders diensten hadden enig succes want trokken ook enigen van de collegiantengezinden. Van der Kodde bleef echter weg uit de diensten waarin alleen de dominee mocht spreken. Zo verdiepte de kloof tussen de remonstranten en collegianten. Van Waarder slaagde er niet in om de beide groepen nader tot elkaar te brengen. Zijn opvolger Paschier de Fijne deed nog wel pogingen tot verzoening door compromissen te sluiten. Diensten waarin iedereen het woord kon doen zoals de Geest hen ingaf zouden dan naast de traditionele diensten worden gehouden. Van der Kodde en zijn aanhang wilden daarvan niets weten en een scheuring was onvermijdelijk. Om onder De Fijnes lijmpogingen vandaan te komen verhuisden Van der Kodde en zijn collegianten naar het wat verderop gelegen Rijnsburg. (Fix 1991)

o   Uitbreiding en groei

Na1640 begon de beweging ook buiten Rijsburg te groeien en ontstond er op diverse plaatsen colleges, zoals in Rotterdam en Haarlem en andere grote en kleine steden. De remonstrantse invloed bleef aanvankelijk groot, zowel in ledental als in gedachtengoed. Maar de collegianten trokken al snel mensen uit andere, radicalere, kringen zodat chiliasme, spiritualisme en rationalisme zich vermengden met het arminianisme. De collegianten hadden met name grote aantrekkingskracht op doopsgezinden zodat bijvoorbeeld in Haarlem een zeer aanzienlijk deel van de collegianten uit doopsgezinden bestond. (Fix 1991) Conservatieve groepen binnen de doopsgezinden zoals ‘De Blok’ waren fel tegen deelname van leden uit de eigen gelederen aan de vrijspreekcollege’s. Wie dat deed hoefde geen uitnodiging voor het Heilig Avondmaal meer te verwachten. De Waterlanders stonden beduidend positiever tegenover de collegianten. (Verheus 1993)

-          Praktijk

Na zijn vertrek naar Rijnsburg ging Van der Kodde ook dopen en het Avondmaal vieren. De doop werd gedaan door onderdompeling en stond open voor iedereen, ongeacht van welke kerk men lid was. Gedoopt worden betekende ook niet dat de dopeling lid werd van een kerk en hield ook geen veroordeling in van de kinderdoop. Het werd meer gezien als een toetreden tot de algemene christenheid. Een centraal element in de colleges was de vrije profetie. Net als in de doorsnee protestantse dienst werd er gezongen en was er een Bijbellezing. Ieder was echter vrij om deze te interpreteren ‘zoals de Geest die ingaf.’ Niemand werd uitgesloten daarvan. Om enige orde te bewaren werd het spreken later per toerbeurt geregeld, wat niet tot een aantasting van het recht tot spreken leidde.

o   De Groote Vergadering

Nadat op vele plaatsen Colleges waren opgericht kwamen Collegianten tweemaal per jaar bij elkaar in Rijnsburg tijdens de zogenaamde ‘Groote Vergadering.’ (Slee 1980) Bij deze bijeenkomsten stond het Avondmaal centraal, evenals het vrije spreken of profeteren. Soms leidde dat tot niet al te geloofsopbouwende of stichtende momenten, bijvoorbeeld als studenten uit Leiden het woord namen. De omgeving van het Groote Huis, waar veel deelnemers verbleven, met zijn groene tuinen leende zich goed tot stille overpeinzing of diepzinnige gesprekken. Tijdens de Vergadering was eensgezindheid belangrijk en werden conflicten en meningsverschillen tijdelijk opgeschort of niet benoemd. Er werd ook gedoopt. De dopeling, in het wit gekleed, daalde af in een doopbad (of via een trap in de Rijnsburgse Vliet) en ging in het water op de knieën. Degene die de doop bediende duwde na het opzeggen van de doopformule het hoofd van de dopeling voorzichtig voorover onder water. Aan deze dooppraktijk hebben de collegianten de bijnaam ‘dompelaars’ te danken.

o   Liefdadigheid

De collegianten waren liefdadig ingesteld. Bij rampen en voor opvang van vluchtelingen - bijvoorbeeld Hugenoten uit Frankrijk gevlucht na het edict van Nantes - werd gul in de buidel getast. Bij de doopplechtigheden in Rijnsburg werd bijvoorbeeld geld voor de armen van het dorp ingezameld. Deze liefdadigheid ging niet uit van een officiële diaconie of armenzorg, maar werd ingegeven door de eigen initiatief en instelling.

Een uitzondering vormde het College in Groningen, waar de Doopsgezinde invloed zich meer liet gelden en dat wel diakenen kende. Maar over het algemeen was de instelling van de collegianten antiklerikaal en bleef men dus binnen de eigen kring ver van kerkelijke instituten als een diaconie en ambten. Wanneer de omstandigheden erom vroegen werd er geld ingezameld en gegeven aan hen die het nodig hadden, ongeacht of ze collegiant waren of niet. (Slee 1980)

Op verschillende plaatsen waar de collegianten zich gevestigd hadden ontstonden particuliere initiatieven met betrekking tot armen- en ouderenzorg en andere vormen van liefdadigheid. Zo stichtte in 1682 de Hoornse notaris Klaas Stapel een vrouwenhofje in zijn stad. In 1743 werd een vijftal huisjes aan de Amsterdamse Rozengracht ingericht voor het onderbrengen van behoeftige ouderen. Dit Rozenhofje werd mogelijk gemaakt door het nalatenschap van de houtkoper Jan de Jager.

In Rotterdam kwamen twee initiatieven (uit de koker van de familie De Koker) van de grond: het Kokers-Hofje en de stichting ‘Uit liefde en voorzorg.’ Ook hierbij was bij opvang geen sprake van onderscheid naar kerklidmaatschap. Ook de besturen (regenten), waar Remonstranten en Doopsgezinden deel van uit maakten, weerspiegelden dit ideaal. (Slee 1980)

De Oranje-appel in Amsterdam was een voormalige burgemeesterswoning aan de Keizersgracht die in 1675 werd gehuurd om er colleges te houden. Al snel werden delen in gereedheid gebracht om als weeshuis dienst te doen en werd het gebouw aangekocht. Dit was vooral ingegeven door een bezoek van een van de Rijnsburgers aan enkele dorpen langs de Zuiderzee.

Deze (anonieme) Rijnsburger zag hoe weeskinderen er aan hun lot werden overgelaten. Mochten deze kinderen toch in een van de door de overheden ondersteunde weeshuizen opgevangen worden, dan zouden dezen ook opgevoed worden in het Gereformeerde geloof. Iets wat door de collegianten onwenselijk werd geacht. Omdat weeshuis De Oranje-appel een particulier initiatief van individuele collegianten betrof, kon het overigens niet meteen op de goedkeuring van de beweging als geheel rekenen. (Slee 1980)

-          Gedachtegoed

Het gedachtengoed van de collegianten is niet onder een noemer te vangen. Veel ervan is terug te voeren naar de al eerder geschetste voorlopers en stromingen als remonstranten, spiritualisten, chiliasten, doopsgezinden en socinianen die convergeerden binnen de collegianten. In zijn boek ‘Prophecy and Reason’ plaatst Andrew Six de collegianten in een breder religieus kader van de tweede reformatie, waartoe hij de Nadere Reformatie, piëtisten, Quakers en puriteinen rekent. (Fix 1991)

Later zouden de ideeën van de Verlichting de overhand krijgen in het gedachtegoed van de collegianten. De invloed van de Verlichting betekende een einde aan het ‘charismatische’ karakter van de collegianten. Deze ontwikkeling wordt door mij verder geschetst in het volgende hoofdstuk. Aan de hand van een aantal kernbegrippen van de collegianten, zoals ‘innerlijk licht’ en ‘verdraagzaamheid,’ zal ik een beeld proberen te schetsen van het gedachtengoed.

o   Het innerlijk licht en profetie

Aanvankelijk was de beweging sterk door het millenniarisme beïnvloed. Het chiliastische geloof in de spoedige wederkomst van Christus betekende dat de collegianten een negatief beeld hadden van de wereld om hen heen. Ze benadrukten de corruptie van het contemporaine bestel. Het idee dat het bestel aan een grondige herziening toe was, was iets wat de collegianten erfden van de spiritualisten en wederdopers.

Omdat de zichtbare kerken net zo aangetast waren door de teloorgang van het bestel vonden spiritualisten als Sebastian Franck en Kaspar Schwenkfeld dat deze er niet meer toe deden. Hun kritiek vond weerklank bij Coornhert. De boeken van Coornhert werden door de Amsterdamse collegiant Adam Boreel gelezen, die Coornherts kritiek weer doorgaf aan zijn volgelingen die het vermengden met bestaande millenniaristische ideeën.

Voor Franck en Schwenkfeld was de ware kern van het christelijk geloof het ‘innerlijke licht.’ Dit was de directe en onbemiddelde inspiratie door de Heilige Geest. Door dit innerlijke licht wist de gelovige ook van de eigen redding. Er was niet een kerkgenootschap dat kon claimen de ware kerk te zijn. De ware kerk was onzichtbaar en bestond uit gelovigen die verspreid waren onder alle kerken. Voor wie het innerlijk licht niet had waren alle rituelen en sacramenten zinloos. Ondanks het verval van de kerken, of juist daardoor, was het nodig dat de ware gelovigen regelmatig bij elkaar kwamen.

De colleges vormden geen formele kerken, maar boden een mogelijkheid voor de gelovigen om in vrijheid uiting te geven aan het eigen geloof, zoals dit werd ingegeven door het eigen geweten. Binnen deze ‘diensten’ namen profetische uitingen een belangrijke plaats in. Deze vrije profetie verving niet de Bijbel, zoals in radicalere kringen, maar werd ingezet als een middel tot uitleg en interpretatie om de gelovige bekend te maken met Gods wil en daarnaar te leven. Meer was niet nodig. Deze praktijk van individuele geloofsexpressie vormde de basis voor de verdraagzaamheid van de collegianten en bereidde de weg naar een meer rationalistisch wereldbeeld. (Fix 1991)

o   Verdraagzaamheid

De afwijzing van kerkelijke hiërarchie, het ontbreken van een geloofsbelijdenis en de mogelijkheid voor ieder, ongeacht wie men was, om het woord te voeren in de colleges is voor een belangrijk deel terug te voeren op de idee dat de kerken van die tijd ver waren afgeweken van het apostolische ideaal. Dat er geen gezaghebbende uitspraken gedaan konden worden lag in lijn met de gedachte dat niemand, en geen enkele kerk, de volledige en onbetwistbare waarheid kon claimen.

Immers wanneer het zo zou zijn dat deze waarheid direct beschikbaar was en evident, zouden meningsverschillen ondenkbaar zijn, wat dus niet het geval is. De idee dat religieuze kennis alleen verkregen kon worden met een beroep op het individu maakte een doordenken van verdraagzaamheid, die de autonomie van ieders geweten zou handhaven, noodzakelijk. (Fix 1991)

Het opleggen van de eigen geloofsregels aan anderen is dan ook ondenkbaar. Dit moet niet uitgelegd worden als onverschilligheid of de idee dat het uiteindelijk allemaal een pot nat is. Wel moet er gestreefd worden naar eendracht en liefde. Niemand mag uitgesloten worden wanneer er sprake is van een meningsverschil over geloofszaken. Overigens werd de claim van de collegianten de enige verdraagzame club te zijn wel betwist door de Remonstranten. (Slee 1980)

-          Ontwikkelingen binnen de collegianten

De collegianten hebben nog geen twee eeuwen bestaan. Tijdens hun geschiedenis is er sprake van een toenemende invloed van de ideeën van de Verlichting. Daarmee zijn de collegianten een afspiegeling van de ontwikkelingen die in de zeventiende en de achttiende eeuw speelden. Uiteindelijk werden de idealen van de collegianten steeds meer gelijk aan die van de Verlichting en werden deze in steeds bredere kring geaccepteerd.

o   Van innerlijk licht naar het licht van de Rede

Een belangrijke beweging binnen de collegianten vond plaats tegen het einde van de zeventiende eeuw toen de ideeën van de Verlichting met zijn beroep op de Rede ook ingang vonden binnen de collegianten. In traditioneel christelijke zin heet ‘verlichting’ het moment dat de gelovige inspiratie ontvangt van de Heilige Geest, een openbaring van een goddelijke waarheid in de ziel. In de zeventiende eeuw verschuift de betekenis naar een meer seculiere invulling.

Rationalisme en spiritualisme trokken in de kringen van de collegianten gelijk op en liepen dooreen. De verschuiving naar een verlichtingsbegrip met meer nadruk op de Rede begon aanvankelijk binnen de colleges in de grote steden. Van grote invloed waren de ideeën van Galenus Abrahamsz, voorman van het college in Amsterdam, die ook al grote kritiek had op de kerken van zijn tijd, die hij afwees als corrupt. In plaats van hervorming van de kerk zag hij meer in een religieuze hervorming van de individuele gelovige. Daarmee kwam er meer nadruk te liggen op het menselijk element: het geweten als bron van religieuze verlichting. Met het afwijzen van kerkelijk gezag kwam de nadruk ook meer op de menselijke rede te liggen. (Fix 1991)

Voor de Rotterdammer Joachim Oudaan werd de Rede de belangrijkste bron van religieuze waarheid, mede omdat God de gaven van de Heilige Geest niet meer uitdeelde en dus niemand de mogelijkheid bood onfeilbare uitspraken te doen. De Rede zelf was nu een gave van God. De ideeën van Abrahamsz. en Oudaan beïnvloedden Jan Bredenburg, lid van het college te Rotterdam, die zelf van nog groter invloed zou blijken te zijn. Overigens distantieerde Oudaan zich van de ideeën van Bredenburg. (Israel 2001)

o   Jan Bredenburg

Binnen de ontwikkeling van het gedachtegoed van de collegianten mag het aandeel van Jan Bredenburg daarom niet onvermeld blijven. Ook Bredenburg geloofde in de Rede als bron van religieuze waarheid, maar in tegenstelling tot wat tot dan toe gangbaar was meende hij ook dat openbaring en rede soms tot tegenovergestelde uitkomsten konden leiden. Aanvankelijk nam hij een zeer rationalistisch standpunt in waar het ging om religieuze kennis. Alleen de Rede kon tot ware kennis van God leiden, openbaringskennis was hoogstens aanvullend.

Geloof in wonderen of op grond van openbaring konden zelfs leiden tot geloofstwijfel en atheïsme omdat daarmee het zicht op Gods hand in de natuur verduisterd werd. De ideeën van Bredenburg leidden tot heftige discussies binnen de collegianten. Om zijn opponenten tegemoet te komen zei Bredenburg dat rede en openbaring soms tegengestelde uitkomsten gaven: de een rationeel en de ander non-rationeel, maar dat deze naast elkaar konden bestaan. De gelovige kon dan voor het laatste kiezen als bron van waarheid van een hogere orde. (Fix 1991)

Bredenburg was mede beïnvloed door Spinoza – hoewel hij zich nooit spinozist noemde - en Spinoza lag gevoelig. De filosofie van René Descartes vond makkelijker ingang onder de collegianten dan het Spinozisme omdat Descartes altijd christen was gebleven. Toen Bredenburg een manuscript van Spinoza aan de gewezen remonstrantse predikant Frans Kuyper overlegde was deze over de inhoud ‘not amused,’ want er was niets van het christelijke openbaringsbegrip in terug te vinden. (Overigens was Kuyper uit de Remonstrantse Broederschap gezet vanwege sociniaanse sympathieën. (Israel 2001)) Ook de remonstrantse hoogleraar Philippus van Limborch bemoeide zich met de zaak. De inzet van de discussie was voor van Limborch het al dan niet gebruiken van de wiskundige methode. (Zilverberg 1989)

De zogenaamde ‘Bredenburger twisten’ zouden zelfs tot een schisma in Rijnsburg leiden. De strijdbijl werd pas weer begraven toen de betrokkenen rond 1700 overleden waren. De Haarlemse collegiant Coenraad van Diepenbroeck speelde bij de verzoening een grote rol. Over de strijdpunten zou voortaan niet meer gesproken worden. Dit om de harmonie binnen de gelederen te bewaren en omdat ruzies niet ‘stichtelijk’ waren gebleken. De beide Rijnsburgse colleges voegden zich weer aaneen tot een college wat tot het einde van de achttiende eeuw heeft bestaan.

o   De laatste fase

Sinds 1650 ondergingen de collegianten dus belangrijke veranderingen en verschuivingen binnen het eigen gedachtegoed. Dit was voor een groot deel het gevolg van het feit dat de collegianten zich ver van de oevers van de Rijnsburgse Vliet hadden verbreid naar de grote steden. Daar was de invloed van bijvoorbeeld het Cartesianisme en andere ideeën van de Verlichting groot. Indien de collegianten zich tot de streek rond Rijnsburg hadden beperkt zouden zij waarschijnlijk dichter bij hun spiritualistische wortels zijn gebleven. (Zilverberg 1989) Na de Bredenburger twisten hadden zowel het denken van Descartes als dat van Spinoza zich stevig binnen de colleges genesteld.

Na 1700 waren de collegianten qua groei en ontwikkeling over hun hoogtepunt heen. Na de hereniging kwamen er uit Rijnsburg verder geen schokkende ontwikkelingen meer. Toen in 1722 de oude vergaderplaats weer in gebruik werd genomen leken de laatste plooien van het vroegere conflict gladgestreken. De collegianten werden door hun medeburgers gerespecteerd om hun onbesproken levenswandel. (Slee 1980)

De andere colleges leden net als dat van Rijnsburg steeds meer een kwijnend bestaan, maar zagen hun ideeën ook meer gemeengoed worden. De Rotterdamse collegiant Elias van Nimwegen meende dat de teloorgang van de collegianten, naast natuurlijk verloop, vooral een gevolg van de toegenomen verdraagzaamheid binnen de kerkgenootschappen was. Af en toe werden er in Rijnsburg nog doopceremonies gehouden. Zo werd daar in 1760 de dichteres Aagje Deken, opgegroeid in het collegianten weeshuis De Oranje-appel, gedoopt. Na 1800 hielden de collegianten als onafhankelijke beweging op te bestaan. De overgebleven leden gingen grotendeels op in de bestaande kerken.  (Zilverberg 1989) 

-          Spinoza en de collegianten

Zoals eerder gezegd was de invloed van Spinoza groot. (Maar aanvankelijk zeker niet onomstreden of vanzelfsprekend.) De filosoof was immers enige tijd woonachtig en werkzaam in Rijnsburg (±1660-1663), waar hij zeker met collegianten in aanraking kwam. Waarschijnlijk heeft hij de echter de bijeenkomsten van de collegianten niet bezocht. Spinoza was bevriend met de collegianten Simon Joosten de Vries, Pieter Balling en Jarig Jelles. Met name de laatsten speelden een belangrijke rol bij het vertalen, en dus ook verspreiden, van de werken van Spinoza. De aantrekkingskracht van de collegianten op Spinoza moet vooral gezocht worden in het ontbreken van een duidelijk omschreven theologie. (Bunge 2012)


De beïnvloeding ging door het innige contact tussen Spinoza en zijn collegianten vrienden wellicht twee kanten op. Deze gaat terug tot de tijd dat de filosoof uit de Amsterdamse synagoge werd verbannen. Spinoza en zijn vrienden deelden regelmatig ideeën uit wanneer ze bij elkaar kwamen in de boekhandel van Riewertsz. Nadat Spinoza zich had gevestigd in Rijnsburg bleef hij met zijn Amsterdamse vrienden corresponderen. Volgens Andrew Fix zijn er in het werk van Spinoza sporen van spiritualisme te vinden. Ook het idee dat God alle concepten te boven gaat zou wijzen op de invloed van de collegianten. (Fix 1991)

Belangrijker dan de ideeën over God of andere theologische concepten kan echter vooral de invloed van de collegianten zijn geweest waar het Spinoza’s politieke ideeën betrof, met name met betrekking tot zijn ideeën over democratie. Deze zouden terug te voeren kunnen zijn tot het gelijkheidsideaal van de collegianten. (Bunge 2012)

-          Invloed en erfenis

Het was de auteurs van de werken welke ik heb geraadpleegd voor dit paper al opgevallen dat de collegianten geen grote Verlichtingsdenkers van het kaliber van een Descartes, Spinoza of Locke hebben voortgebracht. (Maar zoals eerder opgemerkt kan door zijn contacten met de collegianten er sprake zijn geweest van beïnvloeding over en weer.) Evenmin hebben zij werken gepubliceerd die tot de canon van de filosofie behoren. De collegianten waren over het algemeen goed onderlegde burgers en hun ontwikkeling lijkt vooral een afspiegeling te zijn van de ontwikkelingen die zich afspeelden tussen 1600 en 1800, de tijd van het ontstaan en tot wasdom komen van de Verlichting.

Toch heeft met name Jonathan Israel in zijn kloeke standaardwerk ‘Radical Enlightenment’ een heel hoofdstuk gewijd aan de collegianten en de Bredenburger twisten. Met name doordat radicaal rationalistische ideeën uit de kring rond Van den Enden en Spinoza collegianten als de gebroeders Balling gretig ingang vonden verdrong het cartesianisme het meer mystieke concept van het innerlijk licht. (Israel 2001)

In zijn ‘Het Licht op de Kandelaer’ probeert Balling op vernuftige wijze nog een brug te slaan tussen beide concepten, maar zijn visie blijft door en door rationeel. Het idee van het innerlijk licht kent ook zijn tegenhanger in de Quakerbeweging. Het boek van Balling werd enige tijd abusievelijk voor een Quakergeschrift aangezien. Maar over het algemeen werden de Quakers als te radicaal afgewezen door de collegianten.

Ik noemde in het begin van dit paper de collegianten ‘charismatisch.’ Dit wil echter niet zeggen dat er zondermeer parallellen te trekken zijn tussen de collegianten en de huidige charismatische beweging. De laatste is gebaseerd op de idee dat de charismata of gaven van de Geest nog steeds werkzaam zijn. De collegianten waren er juist van overtuigd dat deze met het einde van het apostolische tijdperk verdwenen waren. De overeenkomst met de collegianten moet veeleer gezocht worden in het democratische gehalte van hun vergaderingen waarbij het voor iedereen geoorloofd was om te spreken. Met dit verschil dan dat in sommige charismatische kringen dit ‘profeteren’ nogal eens het gewichtige karakter krijgt van een door Gods Geest ingeblazen openbaring waaraan niet te tornen valt.

De erfenis van de collegianten moet vooral worden gezocht in hun democratische en tolerante aard die zich, ook nadat de collegianten als onafhankelijke beweging ophield te bestaan, meeliftte met hen en wortel schoot in andere kerken die zich meer naar een vrijzinnig christendom bewogen, en in de samenleving als geheel, die zich bewoog naar een meer open, democratisch en tolerant bestel. De collegianten waren altijd meer tolerant naar gelovigen uit de andere kerken, gereformeerd of katholiek of anders, maar die tolerantie was niet altijd wederzijds. Toen deze ideeën tot gemeengoed waren geworden, of in ieder geval zich verbreid hadden tot in vele lagen van de bevolking, was er blijkbaar geen bestaansgrond meer voor een onafhankelijke beweging als de collegianten.

-          Conclusie

De collegianten vormen een bijzondere beweging in het religieuze, filosofische en maatschappelijke landschap van de zeventiende en achttiende eeuw. Als een amalgaam van invloeden uit verschillende stromingen onstaan binnen de bedding van de remonstranten wisten hun ideeën al snel velen aan te spreken binnen Doopsgezinde kring en daarbuiten. De openheid en het tolerante karakter van de collegianten zouden ook nu in het huidige gepolariseerde maatschappelijke bestel navolgenswaardig zijn.

Zou de Remonstrantse Broederschap nog bestaan indien deze de weg van de collegianten zou hebben omarmd? Misschien niet, maar gissen en speculatieve geschiedenis gaan hier te ver. Wat we nu van de collegianten kunnen leren en navolgen is het grotere democratisch gehalte van de dienst, waarin ook deelnemers zich kunnen uitspreken, een aandeel kunnen hebben in een liturgie die meer als een groot speelveld gezien kan worden waarin, op een paar spelregels na, naar hartenlust geïmproviseerd kan worden.

 

Literatuurlijst

Bunge, Wiep van, “Spinoza and the Collegiants.” Philosophia Osaka No.7 (2012): 13 – 28.

Fix, Andrew C., Prophecy and Reason. The Dutch Collegiants in the Early Enlightenment, Princeton, New Jersey: Princeton University Press, 1991

Hoenderdaal, G.J. en P.M. Luca (red.), Staat in de vrijheid. De geschiedenis van de

remonstranten, Zutphen: Walburg Pers, 1982

Israel, Jonathan I., Radical Enlightenment. Philosophy and the Making of Modernity 1650-1750, New York: Oxford University Press Inc., 2001

MacCulloch, Diarmaid, Reformation. Europe’s House Divided. 1490 – 1700, London: Penguin Books, 2004

Roep, T.B. & P. Visser, ‘Simon Eikelenberg en de Rijnsburger collegianten’, in: Doopsgezinde Bijdragen XIX (1993), 131-147.

Slee, J.C. van en S.B.J. Zilverberg, De Rijnsburger Collegianten, Houten: Hes Publishers BV, 1980

Verheus, Dr. S. L., Naarstig en vroom. Doopsgezinden in Haarlem 1530 – 1930, Haarlem: Rombach Boek en beeld, 1993

Zilverberg, S.B.J., “De plaats van het collegiantisme in de zeventiende-eeuwse kerkgeschiedenis.” De zeventiende eeuw. Jaargang 5 (1989): 113 – 118 [online tijdschrift], geraadpleegd 23 januari 2019. Beschikbaar via http://www.useit.com/alertbox/20000220.html

Kos

  Bij het doorspitten van de doos met foto's kwam ik een reeks kiekjes tegen van mijn eerste vliegvakantie. Het was 1989 en de eerste ke...