![]() |
| Kooger Vermaning |
De dienst begon om 10 uur. In de ruimte had een vijftiental bezoekers inmiddels plaatsgenomen terwijl de organist zijn welluidende klanken over hen uitstrooide. Na de gebruikelijke mededelingen en het aansteken van de kaarsen was het mijn beurt en nam ik plaats achter het katheder. Bij het voorbereiden van de dienst krijg ik bij de ondogmatische Doopsgezinden (of de vrijzinnige Remonstranten) altijd veel vrijheid en ruimte om hier en daar een kritische noot te plaatsen. Ook waar het gaat om bijbelteksten. Dit keer had ik gekozen voor het verhaal van Jefta's dochter, uit het boek Rechters. Een boek dat nogal wat gewelddadige kapittels kent. Hieronder staat de verdere samenvatting van mijn overdenking.
'In een notendop gaat het verhaal als volgt: Jefta is een zoon van een prostitué, wat hem tot een outcast maakt. Hij is echter een kundig legeraanvoerder en dus wordt hem gevraagd de leiding te nemen bij een aanval op de Ammonieten, een buurvolk dat Israël binnen was gevallen. Jefta stemt toe en zweert nogal impulsief dat, wanneer hij de overwinning behaalt, hij aan Jahweh (God) het eerste dat hem uit zijn huis tegemoet loopt zal offeren. Jefta behaalt inderdaad een klinkende overwinning en wanneer hij bijna thuis is, is het uitgerekend zijn dochter die hem als eerste tegemoet rent. In de Bijbel voor ongelovigen zegt Guus Kuijer van deze dwaasheid: “Kan iemand volstrekt achterlijk zijn een tegelijk een kundig legeraanvoerder?" Blijkbaar kan dat. Kuijer vervolgt: “De gelofte is zo verschrikkelijk dom dat je er onmiddellijk hoofdpijn van krijgt, want wat kon hem uit de deur van zijn huis tegemoetkomen? Een schaap, een geit een olifant? Is het niet het waarschijnlijkst dat er een mens uit zijn deur zou komen? Is het niet het waarschijnlijkst dat die mens een van zijn huisgenoten zou zijn? Deze gelofte was niet zomaar een beetje dom, hij was volstrekt achterlijk, vooral wanneer je bedenkt dat een gelofte aan God onherroepelijk is.”
En in die sukkel Jefta was het blijkbaar niet opgekomen om zijn gezin even te waarschuwen hem niet als eerste tegemoet te gaan. Wat dan volgt is nog treuriger. We zien het meisje, nadat zij het nieuws van haar vaders overwinning vernomen heeft, dansend en rammelend met haar tamboerijn haar vader en haar ongeluk tegemoet rennen. Als zij zou hebben geweten wat haar boven het hoofd hing zou ze waarschijnlijk de geit voor haar uit hebben gestuurd. Jefta is overmand door verdriet, scheurt zijn kleren en roept: “Ach mijn kind, dat juist jij mij deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die mij in het ongeluk stort!” Hoor eens hoe Jefta zijn dochter de schuld geeft van zijn eigen stommiteit. Een sterk staaltje van blaming the victim.
Het meisje
begrijpt dat er geen ontkomen aan is. Beloftes aan Jahweh gedaan zijn
onherroepelijk, hoe gruwelijk ook in hun consequenties. Haar rokken optillen en het op een lopen zetten zou haar dood alleen maar bespoedigen. Ze vraagt een gunst: om twee maanden lang
met haar vriendinnen haar maagdelijkheid te betreuren. Dat was geheel in lijn
met het feit dat de eerste levenstaak van huwbare meisjes trouwen en kinderen
krijgen was. Meer carrièrekansen waren er niet. Deze levensvervulling werd haar nu ontnomen. Zij zal geen deel hebben aan verwerkelijking van Gods verbond dat met de voortplanting verbonden is. Hoe het verhaal
verder gaat wordt niet verteld. Hoewel de tekst ruimte laat om te denken dat
Jefta’s dochter de rest van haar leven tempelmaagd is geweest in het heiligdom
in Mispa, is het waarschijnlijk dat meisje daadwerkelijk aan Jaweh geofferd
werd. Guus Kuijer voegt zijn eigen wending toe aan het verhaal. Een dienaar van
Jefta gaat op zoek naar het meisje en wordt overgehaald door haar vriendinnen om in haar plaats een
hert te schieten en het hart te tonen als bewijs van het offer.
Het verhaal van Jefta’s dochter kent parallellen binnen en buiten de bijbel. Details en aanleiding verschillen soms. maar neem bijvoorbeeld het verhaal van het offer van Izaäk. Hier is het God (Elohim) zelf die de opdracht geeft tot het offer maar houdt Jahweh het tegen. In het verhaal van Jefta is het een ondoordachte eed van Jefta die zijn dochter op het offerblok doet belanden. In het sprookje van Repelsteeltje eist het gekke mannetje voor zijn diensten (stro in goud veranderen) ook het eerstgeboren kind op. En mocht u een beetje onderlegt zijn in de klassieken, in de Ilias is het Iphigenia, de dochter van koning Agamemnon die onder valse voorwendselen naar Aulis wordt gelokt om daar geofferd te worden. Daar in Aulis ligt de Griekse vloot te wachten om uit te varen naar Troje. Zoals acteur en schrijver Stephen Fry terecht opmerkt in zijn hervertelling van de Trojaanse oorlog: "Geen vloot, hoe machtig ook, kan uitzeilen zonder wind." En er stond geen zuchtje wind. Nada.
Het is de godin Artemis die genoegdoening eist voor het feit dat Agamemnon ooit haar heilige hinde omgelegd heeft. Artemis laat Aeolos, de god van de wind, de adem inhouden totdat zij bloed heeft gezien. Er bestaan verschillende versies van het verhaal van Iphigenia. Zo zou zij gewillig zich op het altaar hebben laten offeren waarna de wind weer opstak. Zo zien we in een verfilming uit 1977 van de gelijknamige tragedie van Euripides Iphigenia de altaarhoogte beklimmen, maar nog voor zij de top bereikt steekt de wind ineens op. De rook van het altaar onttrekt haar aan het zicht. Haar wanhopige vader rent haar achterna. Tevergeefs. Op dat moment wordt zij door de priester van achter vastgepakt en gedood. De filmmaker laat hiermee de zinloosheid van het offer zien. In een ander, wat vriendelijker slot, krijgt de godin medelijden en spaart het leven van Iphigenia door op het laatste moment haar te verwisselen met een hert. In zijn Leerdicht over de Natuur beklaagt de Romeinse dichter Lucretius zich over de wreedheid van de godsdienst die mensen aanzet tot het begaan van gruweldaden. Hij neemt het verhaal van Iphigenia als voorbeeld en zegt: “Nog rein en op huwbare leeftijd (zie de parallel met het Jefta’s dochter!) werd zij als treurig offer zinloos geslacht door de hand van haar vader. Alles om zijn vloot maar een gunstige vaart te geven. Lucretius besluit zijn tirade met: “Tot zo’n zondige daad weet godsdienst te inspireren.” Het is duidelijk. Lucretius is geen fan van godsdienst. Althans een godsdienstigheid die geweld niet schuwt en zelfs barbaarse offers verlangt van zijn aanhangers.
Het idee dat God, of Jahweh, oké is met kinderoffers of deze zelfs verlangt is voor velen een verwerpelijke en onmogelijke gedachte. De bijbel is immers op veel plaatsen niet oké met kinderoffers en veel profeten gaan ertegen te keer. Toch lijkt het erop dat kinderoffers aan Jahweh wel degelijk gebruikelijk waren en zelfs vereist. Veel teksten verwijzen bijvoorbeeld naar het opdragen van de eerstgeborenen aan Jahweh. In Ezechiël wordt zelf expliciet gezegd dat wegens Israëls ongehoorzaamheid Jahweh zélf het volk slechte wetten gaf zodat zij hun eigen eerstgeborenen aan hem zouden offeren. Zoals in Exodus 13 vers 2 staat: "alles wat als eerste de moederschoot verlaat behoort mij toe." Er wordt hier een link gelegd met de dood van de eerstgeborenen (de laatste van de 10 plagen) in Egypte. Ook dit is een offer aan Jahweh. Het is duidelijk dat velen die de bijbel aan ons hebben overgeleverd met deze offerpraktijken niet ongewoon waren maar er wel mee in hun maag zaten. Het gebod helemaal schrappen wilden ze niet. Dus wordt verderop in Exodus 13 aan dit gebod de mogelijkheid toegevoegd om de eerstgeborene vrij te kopen.
Godsdienst kan een middel zijn tot emancipatie (denk aan dominee Martin Luther King), of een bron van troost. Waar deze oproept om kwalijke zaken als slavernij, discriminatie en onderdrukking aan te pakken is sprake van een inclusieve kracht ten goede. Maar godsdienst heeft een grimmige keerzijde. Waar deze exclusief wordt en een scherpe grens trekt tussen "ons soort mensen" en alle anderen, kan deze geweld legitimeren. De ander is dan een minderwaardig soort mens, een dier of zelfs een plaag geworden. Gelovigen die aldus menen Gods wil op aarde te verwerkelijken, en daarbij bereid zijn heel ver te gaan, zullen denken dat het doel alle middelen heiligt. Het kwaad moet met wortel en tak worden uitgeroeid. In de decennia die achter ons liggen is godsdienst meerdere malen negatief in het nieuws geweest. We herinneren ons de aanslagen nog op wel de Twin Towers in New York of de Londense metro. We zagen hoe de Islamitische Staat op grof geweld het kalifaat grondveste en andersdenkenden als de Yezidi’s meedogenloos vervolgde. Ondertussen ging ook in de katholieke kerk en bij de Jehova's getuigen de beerput open.
Voor wie niet is opgegroeid in een strengreligieus milieu kunnen deze zaken leiden tot een zekere vervreemding en verbazing en zelf vijandigheid tegenover alles wat maar op enige wijze met religie te maken heeft. Godsdienst en geweld worden door al deze voorbeelden regelmatig als kanten van dezelfde medaille gezien. Maar dit geldt ook voor zaken als homohaat, bekrompenheid, anti-intellectualisme, wereldvreemdheid en vul maar in. Daarnaast zien we dat kerken en geestelijk leiders inmiddels openlijk hun steun uitspreken voor politici als Donald Trump in Amerika – het gaat hier vooral om gelovigen met een fundamentalistisch-evangelische signatuur – en Vladimir Poetin in Rusland. De laatste wordt enthousiast bewierookt (soms letterlijk) door de Russisch-orthodoxe kerk bij monde van Kirill, de patriarch van Moskou.
Deze onheilige twee-eenheid richt inmiddels zijn giftige pijlen op het Westen dat van heulen met de satan wordt beschuldigd. Het is een angstige zaak als een oorlog om religieuze motieven gevoerd wordt, omhuld wordt met religieuze retoriek en van een goddelijk stempel van goedkeuring voorzien wordt. Religieuze taal is sowieso met een wonderlijke comeback bezig. Tijdens haar speech op het conservatieve congres CPAC - een invloedrijke conferentie van Amerikaanse conservatieven, die zich de laatste jaren met de oorlogstaal keert tegen socialisten, de genderideologie en globalisten uit Brussel en Washingtonm - riep Eva Vlaardingerbroek, voormalig schildmaagd van Forum voor Democratie, op om de wapenrustig van God aan te doen - een verwijzing naar de brief aan de Efeziërs in het Nieuwe Testament - en ten strijde te trekken tegen de elite.
Het verhaal van Jefta is waarschijnlijk fictie en geen geschiedenis maar kan ons wel een tweeledige spiegel voorhouden. Ten eerste is denk ik hier de belangrijkste les dat ondoordachte uitspraken en gedane beloftes, zeker in een cultuur waar de eed een heilige status heeft - want afgelegd in Gods naam of aan God gedaan - ernstige consequenties hebben. Het niet nakomen van een eed roept al gauw het beeld op dat degene die de eed heeft afgelegd niet te vertrouwen is. Het paradoxale is dan ook weer dat wanneer, zoals in het verhaal van Jefta, de eed wél wordt nagekomen het deze mens ook aanzet tot immorele handelingen. Goed, je doet dan wel wat je gezworen hebt, maar maak dit je tot een goed mens? Ik dacht het niet als de gevolgen zo ernstig zijn. (Het verbaast mij dan ook dat Jefta in de brief aan de Hebreeën als voorbeeldige geloofsheld wordt opgevoerd. Zijn daden zijn allerminst navolgenswaardig.)
Ten tweede toont het verhaal aan hoe godsdienst, waar deze niet bevraagd, gerelativeerd en boven kritiek verheven wordt, kan leiden tot gruweldaden. Godsdienstigheid kan niet zonder een kritische geest die bereid is om de uiterste consequenties ervan te doordenken en een grens te trekken waar deze oproept tot geweld, ontmenselijking en uitsluiting. Het toont ook aan dat een blindelings opvolgen van geboden en voorschriften (Befehl ist Befehl) ernstige gevolgen kan hebben. Terughoudendheid is dus op zijn plaats. Anders maakt godsdienst goede mensen tot slechte mensen en slechte mensen tot verschrikkelijke mensen. Waar het goddelijke gebod tot in zijn meest gruwelijke details wordt nagevolgd maakt het mensen tot immorele mensen. Ik denk dat het goed is dat we daarom de bijbel, of om het even welke andere religieuze tekst, niet boven kritiek verheffen of slaafs gehoorzamen. Hoe hoog de status ook is van zo'n tekst. Het is nog altijd mensenwerk. Zowel in zijn oorsprong, als in zijn uitleg. Waar het gaat om de georganiseerde godsdienst en zijn geboden en instituties wordt de mens uitgedaagd niet zomaar gehoorzaam te zijn maar juist te bevragen, weerstand te bieden. Om terug te vechten met heel je kracht, om verzoenend te zijn waar onverzoenlijkheid gepredikt wordt, om verantwoordelijk te zijn waar godsdienst onverantwoordelijk is. Om tegengas te durven bieden en menselijkheid, vriendelijkheid, verdraagzaamheid en moraliteit voorrang te geven boven volgzaamheid, onderworpenheid en gehoorzaamheid.'
Na afloop van de dienst sprak een aantal mensen mij aan om mij met mijn verhaal te complimenteren. Nu is het gebruikelijk dat de tekst van de overdenking per email voor de dienst wordt verspreid. Ook als een handreiking aan degenen die door doofheid niet mee kunnen luisteren of om andere redenen de dienst niet kunnen bijwonen. Zo mocht ik vandaag (11 juni 2024) deze opsteker van een lezer ontvangen: 'Wat een prachtige overdenking, vooral het slot. Er is weer veel gevaarlijk gepreek om ons heen. Je gaf er zelf voorbeelden van. Dit is een mooi tegenwicht.'

Geen opmerkingen:
Een reactie posten