Op bovenstaande foto zie je mij gefascineerd kijken naar mijn Sinterklaascadeautje: een wereldbol. Rechts staat mijn oma, zoals altijd in haar vestschort gehuld. De verjaardag van Sinterkaas, of Sunde(re)klaes zoals de naam van de Goedheiligman in de volkstaal van Katwijk werd uitgesproken, vierde onze familie traditiegetrouw bij oma en opa Van der Bent. Met een vol verwachting kloppend hart liepen we naar hun rijtjeshuis in de naoorlogse wijk Het Witte Hek waar ooms en tantes met de andere kleinkinderen zich ook meldden voor het heerlijk avondje dat was gekomen.
Pakjesavond bij oma en opa voltrok zich volgens een vast
ritueel waarbij de spanning langzaam werd opgebouwd. Op een gegeven moment werd
er stevig op de deur van het halletje gebonsd waarna een gehandschoende hand
een lading pepernoten de kamer in slingerde die wij, de kleinkinderen, juichend
bijeenharkten. In het halletje waren inmiddels ook zakken vol cadeautjes op wonderbaarlijke
wijze verschenen. Vervolgens werden de zakken geleegd en de cadeautjes uitgedeeld.
Een 'echte' Sint en Piet kwamen nooit de geschenken uitdelen, maar ik ging er
zondermeer vanuit dat een van Sints secondanten de zakken snel had afgeleverd
om vervolgens weer naar het volgende adres te gaan. Ook aan het maken van surprises
of voordragen van gedichten werd niet gedaan. De namen die op de cadeaus
stonden werden voorgelezen en het cadeau werd vervolgens aan de betreffende persoon
overhandigd.
Op een onfortuinlijke avond – nou ja, het is maar wat je onfortuinlijk
noemt – kwam ik er terloops achter hoe de vork achter dit toneelstukje (want
dat was het) nu werkelijk in de steel zat. Oma en opa hadden in hun keuken een
voorraadkelder. Nietsvermoedend deed ik op een zekere Sinterklaasavond de
deur open en zag tot mijn grote blijdschap dat de kelder vol stond met zakken
vol cadeautjes. Sint had dus dit keer zijn waren in de kelder achtergelaten en
meteen wilde ik iedereen daarvan vertellen, ware het niet dat mijn oma mij
tegenhield en verzocht nog niets te vertellen aan mijn jongere neven en nichten.
Beteuterd deed ik er dus het zwijgen toe zodat het toneelstukje van bonzen en
strooigoed strooien als vanouds gespeeld kon worden. Ik was blij met de cadeautjes
maar het was toch een ander Sinterkaasfeest dan ik gewend was. Het was niet
Sinterklaas die de cadeautjes had gekocht, maar mijn ouders, grootouders en
ooms en tantes, begreep ik toen.
Later vond oma het toch leuk om een Sinterklaas op te voeren. Dus werd ik, als oudste kleinkind reeds ingewijd in het niet bestaan van Sint en Piet, deel van het toneelstukje dat werd opgevoerd voor de andere kleinkinderen. Oma nam mij apart om mij in een Perzisch tapijt te hullen, een baard van drogisterijwatten om te doen en een kartonnen mijter op het hoofd te zetten. (Ik denk dat sommigen hier de link leggen met de Snieklaas conference van Toon Hermans. Maar zover ik weet zat in oma’s tapijt geen afdruk van de asbak.) Met een lage stem deed ik vervolgens mijn opwachting in de woonkamer tot grote hilariteit van de volwassenen daar. ‘Hallo kinderen, zijn jullie braaf geweest?’
Oma’s geïmproviseerde Sinttenue bleek niet helemaal mijn identiteit te maskeren. Mijn jongste neef vroeg dan ook regelmatig: ‘Jij bent toch Pieter?’ Wat ik vervolgens met lage stem ontkende. Maar waar ‘Pieter’ dan wel was kon ik ook niet verklaren. Want hoorde hij er niet bij te zijn? Mijn neef keek dus wel door de vermomming heen, maar helemaal zeker van zijn zaak was hij ook niet. Er was nog ruimte voor twijfel.
Nog een keer erna heeft oma mij als
Sinterklaas verkleed. Die keer met een baard van slierten crêpepapier. Het moge
duidelijk zijn dat deze vermomming nóg minder geslaagd was. En mijn neven en
nichten hadden inmiddels ook de jaren des onderscheids bereikt en wisten wat er
werkelijk speelde. Uiteindelijk vond oma het allemaal wat te druk worden
allemaal en vierde ons gezin het jaar daarop Sinterklaas thuis.


